De brief aan Titus


Schrijver: Paulus
Waar geschreven: Mogelijk Macedonië
Geschrift voltooid: ca. 61–64 n.Chr.


Van Paulus, een slaaf van God en een apostel van Jezus de Gezalfde met het geloof van Gods uitverkorenen en een nauwkeurige kennis van de waarheid. Die waarheid omvat toewijding aan God en is gebaseerd op de hoop op het eeuwige leven dat God, die niet kan liegen, lang geleden heeft beloofd. Op de tijd die hij had bepaald, heeft hij zijn woord bekendgemaakt door de prediking die mij werd toevertrouwd op bevel van God, onze Redder. Aan Titus, een echt kind in het geloof dat we delen.

Ik wens je onverdiende goedheid en vrede toe van God, de Vader, en van Jezus de Gezalfde, onze Redder.

Ik heb je op Kreta achtergelaten om wat er nog mankeert in orde te brengen en om in stad na stad oudere mannen aan te stellen volgens de instructies die ik je heb gegeven: zo iemand moet vrij zijn van beschuldiging, de man zijn van één vrouw en gelovige kinderen hebben die niet beschuldigd worden van losbandigheid of opstandigheid. Een opziener moet als Gods beheerder vrij van beschuldiging zijn, niet eigenzinnig, niet opvliegend, geen dronkaard, niet gewelddadig en niet uit op oneerlijke winst. Hij moet juist gastvrij zijn, het goede liefhebben en verstandig, rechtvaardig en loyaal zijn. Hij moet zelfbeheersing hebben en stevig vasthouden aan het betrouwbare woord in zijn onderwijskunst, zodat hij in staat is om anderen door de gezonde leer op te bouwen en om tegensprekers terecht te wijzen.

Want er zijn veel opstandige personen, zinloze praters en bedriegers, vooral onder hen die aan de besnijdenis vasthouden. Het is noodzakelijk hun de mond te snoeren, want juist die personen maken telkens hele gezinnen kapot door dingen te onderwijzen die ze niet horen te onderwijzen, alleen maar om oneerlijke winst te maken. Iemand van hen, hun eigen profeet, heeft gezegd: ‘Kretenzers zijn altijd leugenaars, schadelijke wilde beesten, luie veelvraten.’

Dat getuigenis is waar. Blijf ze daarom streng terechtwijzen, zodat ze een gezond geloof krijgen en zich niet bezighouden met Judese fabels en regels van mensen die zich van de waarheid afkeren. Voor wie rein zijn, is alles rein. Maar voor wie verontreinigd en ongelovig zijn, is niets rein, want zowel hun verstand als hun geweten is verontreinigd. Ze beweren in het openbaar dat ze God kennen, maar ze verwerpen hem met hun daden. Ze zijn walgelijk, ongehoorzaam en ongeschikt voor welk goed werk maar ook.

Maar jij moet spreken wat overeenkomt met de gezonde leer. Oudere mannen moeten matig in gewoonten, ernstig en verstandig zijn, en gezond in geloof, liefde en volharding. En oudere vrouwen moeten zich eerbiedig gedragen, geen lasteraars zijn, niet verslaafd zijn aan veel wijn en het goede onderwijzen. Dan kunnen ze de jongere vrouwen de raad geven om van hun man en kinderen te houden, verstandig en eerbaar te zijn, thuis te werken, goed te zijn en zich aan hun eigen man te onderwerpen, zodat er niet spottend over het woord van God wordt gepraat.

Blijf ook de jongere mannen aansporen verstandig te zijn. Geef zelf in elk opzicht met goede daden het voorbeeld. Onderwijs met alle ernst wat zuiver is. Gebruik daarbij gezonde woorden waar niets op aan te merken is, zodat tegenstanders beschaamd komen te staan omdat ze niets negatiefs over ons te zeggen hebben. Slaven moeten in alles aan hun eigenaar onderworpen zijn en proberen het hem naar de zin te maken, zonder tegenspreken. Ze mogen niet van hem stelen, maar moeten laten zien dat ze volkomen betrouwbaar zijn, zodat ze in elk opzicht een sieraad zijn voor de leer van God, onze Redder.

Want de onverdiende goedheid van God is geopenbaard en leidt tot redding van alle soorten mensen. Ze leert ons dat we goddeloosheid en wereldse verlangens moeten afwijzen en met gezond verstand, rechtvaardigheid en toewijding aan God in deze wereld moeten leven, in afwachting van de gelukkige hoop en glorieuze manifestatie van de grote God en van Jezus de Gezalfde, onze Redder. Hij heeft zich voor ons gegeven om ons van elke soort van wetteloosheid te bevrijden en om voor zichzelf een volk te reinigen dat zijn speciale eigendom is en zich inzet voor goed werk.

Blijf met alle autoriteit daarover spreken en anderen aansporen en terechtwijzen. Laat niemand op je neerkijken.

Blijf ze eraan herinneren onderworpen en gehoorzaam te zijn aan regeringen en autoriteiten, altijd bereid te zijn goed werk te doen, over niemand negatief te spreken, geen ruzie te zoeken maar redelijk te zijn en zich altijd tegenover iedereen zachtaardig te gedragen. Want ook wij waren eens onverstandig, ongehoorzaam, misleid en slaven van allerlei verlangens en genoegens. We leefden in slechtheid en jaloezie, waren walgelijk en haatten elkaar.

Maar toen de goedheid van God, onze Redder, en zijn liefde voor de mensen werden geopenbaard (niet dankzij onze rechtvaardige daden maar dankzij zijn eigen barmhartigheid), heeft hij ons gered door het bad dat ons tot leven bracht en door ons nieuw te maken met heilige geest. Hij heeft die geest via Jezus de Gezalfde, onze Redder, overvloedig op ons uitgestort, zodat we, na door zijn onverdiende goedheid rechtvaardig te zijn verklaard, erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hoop op eeuwig leven.

Deze woorden zijn betrouwbaar. Ik wil dat je deze dingen blijft benadrukken, zodat degenen die in God geloven er altijd op gericht zijn goed werk te doen. Deze dingen zijn goed en nuttig voor de mensen.

Maar houd je niet bezig met domme discussies en geslachtsregisters en gekibbel en geruzie over de wet, want dat levert niets op en is zinloos. Iemand die een sekte bevordert moet je na een eerste en tweede vermaning verwerpen, omdat je weet dat zo iemand van de weg is afgeweken en zondigt. Hij veroordeelt zichzelf.

Doe je uiterste best om, zodra ik Artemas of Tychikus naar je toe stuur, naar mij toe te komen in Nikopolis, want ik heb besloten daar de winter door te brengen. Geef Zenas, een kenner van de wet, en Apollos alles wat ze nodig hebben, zodat ze voor hun reis niets tekortkomen. En ook onze mensen moeten leren goed werk te doen en te helpen in tijden van nood, zodat ze niet onproductief zijn.

Iedereen die bij me is, doet je de groeten. Breng mijn groeten over aan degenen die aan ons gehecht zijn in het geloof.

Mag de onverdiende goedheid met jullie allemaal zijn.