Het tempelvisioen van Ezechiël en Johannes

Deze profetie moet worden geplaatst aan het begin van de 1000-jarige regering van de Gezalfde, direct nadat de Tegenstrever gedurende dezelfde periode van 1000 jaar zal zijn gebonden.

Een analyse van Ezechiël 47 en 48 en Openbaring 21 en 22

Zowel Ezechiël 40 tot en met 48 en Openbaring 21 en 22 richten de aandacht op de tempel van God. Beide verslagen zijn parallel aan elkaar en ook hier is Ezechiëls beschrijving vele malen uitvoeriger en is de taal, beeldspraak en geografie passend voor de tijd waarin de profeet leefde, terwijl het verslag in de Openbaring korter is maar dezelfde boodschap bevat.


Afbeelding. Links een impressie van de tempel in het visioen van Ezechiël en rechts die van Johannes die hij optekende in de Openbaring.

De hoofdstukken 40 tot en met 46 beschrijven de algemene kenmerken van de tempel. Vanaf hoofdstuk 47 wordt het interessant. Daar vinden we duidelijke parallellen met Openbaring 21 en 22. Laten we om dit inzichtelijk te maken, beide verslagen naast elkaar zetten. Zoals gezegd, het visioen dat Ezechiël kreeg is veel en veel uitvoeriger dan het parallelle verslag in Openbaring.


Ezechiëls tempelvisioen



Johannes’ tempelvisioen

“Vervolgens bracht hij me terug naar de ingang van de tempel. Daar zag ik water onder de drempel van de tempel vandaan komen. Het stroomde naar het oosten, want de voorkant van de tempel lag op het oosten. Het water stroomde naar beneden van onder de rechterkant van de tempel, ten zuiden van het altaar...

..Overal waar het water stroomt, zal het wemelen van de levende wezens. Er zal vis in overvloed zijn omdat het water daar stroomt. Het zeewater zal gezond worden gemaakt, en waar de rivier komt zal alles leven...

..Er zullen vissers langs staan van En-Gedi helemaal tot aan En-Eglaïm, waar een droogplaats voor sleepnetten zal zijn. Er zullen veel vissen zijn, van vele soorten, zoals de vissen in de Grote Zee...

..Er zullen moerassen en poelen zijn, en die zullen niet gezond worden gemaakt. Ze zullen worden prijsgegeven aan het zout...

..Aan beide oevers van de rivier zullen allerlei bomen voor voedsel groeien. Hun bladeren zullen niet verwelken en hun vruchten zullen niet opraken. Elke maand zullen ze nieuwe vruchten dragen, want het water ervoor komt uit het heiligdom. Hun vruchten zullen tot voedsel dienen en hun bladeren tot genezing.’” (Ezechiël 47:1-12).

“Hij liet me een rivier van levengevend water zien, helder als kristal. Die stroomde vanuit de troon van God en van het Lam over het midden van haar hoofdstraat. Aan beide kanten van de rivier stonden levensbomen die 12 keer per jaar vrucht droegen — elke maand gaven ze hun vruchten. En de bladeren van de bomen waren voor de genezing van de volken.” (Openbaring 22:1, 2).

Conclusie

Dit artikel toont de parallel aan tussen Ezechiël 40 tot en met 48 en Openbaring 21 en 22 en richt de aandacht op de tempel van God. Ezechiëls beschrijving van het visioen is uitvoeriger dan die in de Openbaring en de taal, beeldspraak en geografie zijn passend voor de tijd waarin Ezechiël leefde.