Een openbaring aan Johannes


Schrijver: Johannes (יוֹחָנָן = Jochanan)
Waar geschreven: Patmos
Geschrift voltooid: ca. 95 n.Chr.


Een openbaring door Jezus de Gezalfde, die God hem gegeven heeft om aan zijn slaven te laten zien wat er binnenkort moet gebeuren. Hij heeft zijn (hemelse) boodschapper gestuurd en deze openbaring via hem in symbolen meegedeeld aan zijn slaaf Johannes, die heeft getuigd van het woord dat God heeft gegeven en van het getuigenis dat Jezus de Gezalfde heeft gegeven, van alles wat hij heeft gezien. Gelukkig is hij die de woorden van deze profetie hardop leest en zijn zij die ze horen en die zich houden aan alles wat erin geschreven staat, want de vastgestelde tijd is nabij.

Johannes aan de zeven gemeenten in Asia:

Ik wens jullie onverdiende goedheid en vrede toe van ‘hem die is en die was en die komt’, en van de zeven geesten die voor zijn troon zijn, en van Jezus de Gezalfde, ‘de Trouwe Getuige’, ‘de eerstgeborene van de doden’ en ‘de Heerser over de koningen van de aarde’.

Aan hem die van ons houdt en die ons door zijn eigen bloed van onze zonden heeft bevrijd — hij heeft ons gemaakt tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader — aan hem komt de eer toe en de macht, voor eeuwig. Amen.

Kijk! Hij komt met de wolken, en elk oog zal hem zien, ook degenen die hem doorstoken hebben. En alle stammen van de aarde zullen zich wegens hem op de borst slaan van verdriet. Ja, amen.

‘Ik ben de Alfa en de Omega,’ zegt Jehovah God, ‘hij die is en die was en die komt, de Almachtige.’

Ik, Johannes, jullie broeder en deelgenoot in het lijden, in het koninkrijk en in de volharding als volgeling van Jezus, was op het eiland Patmos terechtgekomen omdat ik over God sprak en van Jezus getuigde. Door inspiratie kwam ik in de dag van de Heer, en achter me hoorde ik een krachtige stem als van een trompet, die zei: ‘Schrijf wat je ziet in een boekrol en stuur die naar de zeven gemeenten: in Efeze, in Smyrna, in Pergamum, in Thyatira, in Sardes, in Filadelfia en in Laodicea.’

Ik draaide me om, om te zien wie er tegen me sprak. Toen ik me omdraaide, zag ik zeven gouden lampenstandaarden, en tussen de lampenstandaarden iemand als een mensenzoon. Hij was gekleed in een gewaad dat tot de voeten reikte en droeg een gouden band om zijn borst. Zijn hoofd en zijn haar waren wit als witte wol, als sneeuw, en zijn ogen waren als een vlammend vuur. Zijn voeten waren als zuiver koper dat in een oven gloeit en zijn stem klonk als bulderend water. In zijn rechterhand had hij zeven sterren, en uit zijn mond kwam een scherp, lang, tweesnijdend zwaard tevoorschijn, en zijn gezicht was als de zon die op volle kracht schijnt. Toen ik hem zag, viel ik als dood aan zijn voeten neer.

Maar hij legde zijn rechterhand op me en zei: ‘Wees niet bang. Ik ben de Eerste en de Laatste, en de levende, en ik ben doodgegaan, maar kijk, ik leef voor altijd en eeuwig, en ik heb de sleutels van de dood en van het graf. Schrijf daarom op wat je hebt gezien, en wat er nu is en wat hierna zal gebeuren. Wat betreft het heilige geheim van de zeven sterren die je in mijn rechterhand hebt gezien en van de zeven gouden lampenstandaarden: de zeven sterren betekenen de afgezanten van de zeven gemeenten en de zeven lampenstandaarden betekenen de zeven gemeenten.

Schrijf aan de afgezant van de gemeente in Efeze: Dit zegt hij die de zeven sterren in zijn rechterhand houdt en tussen de zeven gouden lampenstandaarden wandelt: “Ik ken je daden en je harde werk en volharding. Ik weet dat je slechte mensen niet tolereert en dat je hen die beweren dat ze apostelen zijn maar het niet zijn, op de proef hebt gesteld en hebt ontdekt dat ze leugenaars zijn. Je toont ook volharding en je hebt ter wille van mijn naam volgehouden en bent niet moe geworden. Maar dit heb ik tegen je: dat je de liefde die je eerst had, hebt verloren.

Bedenk daarom hoe diep je gevallen bent. Heb berouw en doe weer de daden die je vroeger deed. Anders kom ik naar je toe, en ik zal je lampenstandaard van zijn plaats wegnemen, tenzij je berouw hebt. Maar dit pleit in je voordeel: dat je de daden van de sekte van Nikolaüs haat, die ook ik haat. Wie oren heeft, moet horen wat de geest tegen de gemeenten zegt: wie overwint, zal ik laten eten van de levensboom, die in het paradijs van God staat.”

En schrijf aan de afgezant van de gemeente in Smyrna: Dit zegt “de Eerste en de Laatste”, die is doodgegaan en weer tot leven is gekomen: “Ik weet van je ellende en armoede — maar je bent rijk — en ik weet van de lastering door mensen die zeggen dat ze Judeeërs zijn en het eigenlijk niet zijn, maar ze zijn een synagoge van de Tegenstrever. Wees niet bang voor het lijden dat je te wachten staat. De Lasteraar zal ermee doorgaan sommigen van jullie in de gevangenis te gooien, zodat jullie volledig op de proef worden gesteld. Tien dagen lang zullen jullie het zwaar te verduren hebben. Bewijs dat je trouw bent, zelfs tot de dood, en ik zal je de kroon van het leven geven. Wie oren heeft, moet horen wat de geest tegen de gemeenten zegt: wie overwint, zal in geen geval door de tweede dood getroffen worden.”

Schrijf aan de afgezant van de gemeente in Pergamum: Dit zegt hij die het scherpe, lange, tweesnijdende zwaard heeft: “Ik weet waar je woont, namelijk waar de troon van de Tegenstrever is. Toch blijf je aan mijn naam vasthouden. Je hebt nooit je geloof in mij verloochend, zelfs niet in de tijd dat Antipas, mijn trouwe getuige, gedood werd in jullie stad, waar de Tegenstrever woont.

Maar ik heb een paar dingen tegen je: dat je daar sommigen hebt die vasthouden aan de leer van Bileam, die Balak leerde een struikelblok voor de Israëlieten neer te leggen, zodat ze dingen zouden eten die aan afgoden waren geofferd en seksuele immoraliteit zouden bedrijven. Zo zijn er bij jou ook personen die aan de leer van de sekte van Nikolaüs vasthouden. Heb daarom berouw. Anders kom ik vlug naar je toe, en ik zal oorlog tegen hen voeren met het lange zwaard van mijn mond.

Wie oren heeft, moet horen wat de geest tegen de gemeenten zegt: aan wie overwint, zal ik wat van het verborgen manna geven en zal ik een witte kiezelsteen geven, waarop een nieuwe naam staat geschreven die niemand kent behalve degene die hem krijgt.”

Schrijf aan de afgezant van de gemeente in Thyatira: Dit zegt de Zoon van God, hij die ogen heeft als een vlammend vuur en voeten als zuiver koper: “Ik ken je daden en je liefde en geloof en dienst en volharding, en ik weet dat je daden van de laatste tijd meer zijn dan die van vroeger.

Maar dit heb ik tegen je: dat je die vrouw Izebel tolereert, die zich een profetes noemt. Ze onderwijst en misleidt mijn slaven, zodat ze seksuele immoraliteit bedrijven en dingen eten die aan afgoden zijn geofferd. Ik heb haar tijd gegeven om berouw te hebben, maar ze wil geen berouw hebben van haar seksuele immoraliteit. Luister! Ik sta op het punt haar ziek te maken en grote ellende te brengen over degenen die overspel met haar plegen, tenzij ze berouw hebben van haar daden. Ik zal haar kinderen doden met dodelijke plagen, zodat alle gemeenten zullen weten dat ik het ben die het hart en de diepste gedachten onderzoekt. En ik zal elk van jullie geven naar zijn daden.

Maar tegen de rest van jullie die in Thyatira zijn — al degenen die deze leer niet volgen en die de zogenaamde ‘diepe dingen van de Tegenstrever’ niet hebben leren kennen — zeg ik: ik leg jullie geen andere last op. Hoe dan ook, houd vast aan wat jullie hebben, totdat ik kom. Aan wie overwint en mijn daden tot het einde toe navolgt, zal ik autoriteit over de volken geven — hij zal de mensen hoeden met een ijzeren staf en ze zullen als aardewerken kruiken in stukken worden gebroken — zoals ook ik autoriteit van mijn Vader heb gekregen. En ik zal hem de morgenster geven. Wie oren heeft, moet horen wat de geest tegen de gemeenten zegt.”

Schrijf aan de afgezant van de gemeente in Sardes: Dit zegt hij die de zeven geesten van God en de zeven sterren heeft: “Ik ken je daden. Je hebt de naam levend te zijn, maar je bent dood. Word waakzaam en versterk wat nog over is en dreigt te sterven, want ik heb gemerkt dat je werk niet voltooid is in de ogen van mijn God. Bedenk daarom steeds wat je hebt gekregen en wat je hebt gehoord. Blijf eraan vasthouden en heb berouw. Als je niet wakker wordt, zal ik beslist komen als een dief. Je zult absoluut niet weten op welk uur ik je zal overvallen.

Maar je hebt enkele personen in Sardes die hun kleren niet hebben verontreinigd. Zij zullen met mij in witte kleren wandelen, omdat ze het waard zijn. Wie overwint, zal witte kleren dragen, en ik zal zijn naam nooit uit het boek van het leven schrappen, maar ik zal hem tegenover mijn Vader en zijn (hemelse) boodschappers erkennen. Wie oren heeft, moet horen wat de geest tegen de gemeenten zegt.”

Schrijf aan de afgezant van de gemeente in Filadelfia: Dit zegt hij die heilig is, de ware, die de sleutel van David heeft — als hij opent kan niemand sluiten en als hij sluit kan niemand openen: “Ik ken je daden. Kijk, ik heb een deur voor je geopend die niemand kan sluiten. Ik weet dat je nog een beetje kracht hebt, en je hebt mijn woord nageleefd en bent niet ontrouw geweest aan mijn naam. Luister! Ik zal degenen van de synagoge van de Tegenstrever die zeggen dat ze Judeeërs zijn en het niet zijn, maar liegen — luister, ik zal ze laten komen en ze voor je voeten laten neerbuigen en ze laten weten dat ik van je houd. Omdat je het woord over mijn volharding hebt nageleefd, zal ik jou beschermen in het uur van beproeving, dat over de hele bewoonde aarde moet komen om hen die op aarde wonen, op de proef te stellen. Ik kom vlug. Blijf vasthouden aan wat je hebt, zodat niemand je je kroon afneemt.

Wie overwint — hem zal ik maken tot een pilaar in de tempel van mijn God, en hij zal er nooit meer uit gaan. Ik zal op hem de naam schrijven van mijn God en de naam van de stad van mijn God, het Nieuwe Jeruzalem dat van mijn God uit de hemel neerdaalt, en ook mijn eigen nieuwe naam. Wie oren heeft, moet horen wat de geest tegen de gemeenten zegt.”

Schrijf aan de afgezant van de gemeente in Laodicea: Dit zegt de Amen, de trouwe en ware getuige, het begin van de schepping door God: “Ik ken je daden. Je bent niet koud en niet heet. Was je maar óf koud óf heet. Maar omdat je lauw bent en niet heet of koud, ga ik je uit mijn mond spugen. Omdat je zegt: ‘Ik ben rijk en heb rijkdom verkregen en heb helemaal niets nodig’ maar je niet weet dat je ellendig en zielig en arm en blind en naakt bent, raad ik je aan goud van mij te kopen dat door vuur gelouterd is, zodat je rijk wordt. Koop van mij witte kleren, zodat je gekleed bent en je je niet hoeft te schamen voor je naaktheid, en oogzalf om op je ogen te smeren, zodat je kunt zien.

Iedereen aan wie ik gehecht ben, wijs ik terecht en corrigeer ik. Wees daarom ijverig en heb berouw. Kijk! Ik sta voor de deur en klop. Als iemand mijn stem hoort en de deur opendoet, zal ik in zijn huis komen en de avondmaaltijd met hem eten en hij met mij. Wie overwint, zal ik met mij op mijn troon laten zitten, net zoals ik heb overwonnen en met mijn Vader op zijn troon ben gaan zitten. Wie oren heeft, moet horen wat de geest tegen de gemeenten zegt.”’

Daarna keek ik en zag een geopende deur in de hemel. De eerste stem die ik tegen me hoorde spreken, klonk als een trompet en zei: ‘Kom naar boven, dan zal ik je laten zien wat er moet gebeuren.’ Hierna kwam ik onmiddellijk in de kracht van de geest. Ik zag een troon in de hemel staan en er zat iemand op de troon. Hij die erop zat had een uiterlijk als van jaspis en sardius, en rondom de troon was een regenboog die eruitzag als smaragd.

Rondom de troon stonden 24 tronen, en daarop zag ik 24 oudsten zitten. Ze droegen witte kleren en hadden een gouden kroon op hun hoofd. Vanaf de troon kwamen bliksemflitsen en stemmen en donderslagen. Zeven vurige lampen brandden voor de troon, en die betekenen de zeven geesten van God. Voor de troon was iets dat leek op een glazen zee, als kristal.

In het midden van de troon en rondom de troon waren vier levende wezens die van voren en van achteren vol ogen waren. Het eerste levende wezen leek op een leeuw, het tweede leek op een jonge stier, het derde had een gezicht als van een mens en het vierde leek op een vliegende arend. Elk van de vier levende wezens had zes vleugels, die rondom en aan de onderkant vol ogen waren. En zonder ophouden, dag en nacht, zeggen ze: ‘Heilig, heilig, heilig is Jehovah God, de Almachtige, die was en die is en die komt.’

Telkens als de levende wezens lof, eer en dank brengen aan hem die op de troon zit, hij die voor altijd en eeuwig leeft, vallen de 24 oudsten neer voor hem die op de troon zit en aanbidden ze hem die voor altijd en eeuwig leeft. Ze werpen hun kronen voor de troon en zeggen: ‘Jehovah, onze God, u bent het waard de lof en de eer en de kracht te ontvangen, want u hebt alle dingen geschapen en dankzij uw wil zijn ze tot bestaan gekomen en werden ze geschapen.’

En ik zag in de rechterhand van hem die op de troon zat een boekrol, aan beide kanten beschreven, goed verzegeld met zeven zegels. Ik zag een sterke (hemelse) boodschapper die met luide stem uitriep: ‘Wie is het waard de boekrol te openen en de zegels te verbreken?’ Maar niemand in de hemel of op aarde of onder de aarde kon de boekrol openen of erin kijken. Ik barstte in tranen uit, want er was niemand te vinden die het waard was de boekrol te openen of erin te kijken. Maar een van de oudsten zei tegen me: ‘Houd op met huilen. Kijk! De Leeuw uit de stam Juda, de wortel van David, heeft overwonnen, dus hij kan de boekrol en de zeven zegels openen.’

In het midden van de troon en van de vier levende wezens en in het midden van de oudsten zag ik een lam staan dat geslacht leek te zijn, met zeven hoorns en zeven ogen. De ogen betekenen de zeven geesten van God die over de hele aarde zijn uitgestuurd. Onmiddellijk kwam hij naar voren en nam de boekrol uit de rechterhand van hem die op de troon zat. Toen hij de boekrol nam, vielen de vier levende wezens en de 24 oudsten voor het Lam neer. Elk had een harp en ze hadden gouden schalen vol wierook. (De wierook betekent de gebeden van de heiligen.) Ze zingen een nieuw lied: ‘U bent het waard de boekrol te nemen en de zegels te openen, want u bent geslacht en met uw bloed hebt u mensen voor God gekocht uit alle stammen, talen, volken en landen. U hebt ze gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters voor onze God, en ze zullen als koningen over de aarde regeren.’

Ik keek, en ik hoorde de stem van vele (hemelse) boodschappers rondom de troon, de levende wezens en de oudsten. Het waren er myriaden maal myriaden en duizenden maal duizenden, en ze zeiden met luide stem: ‘Het Lam dat geslacht werd, is het waard de kracht en rijkdom en wijsheid en sterkte en eer en lof en zegen te ontvangen.’

En ik hoorde elk schepsel in de hemel en op aarde en onder de aarde en op de zee — zij allemaal — zeggen: ‘Aan hem die op de troon zit en aan het Lam komen de zegen en de eer en de lof en de macht toe, voor altijd en eeuwig.’ De vier levende wezens zeiden: ‘Amen!’ En de oudsten vielen in aanbidding neer.

Ik keek toen het Lam één van de zeven zegels opende, en ik hoorde één van de vier levende wezens met een stem als een donderslag zeggen: ‘Kom!’ En ik keek en zag een wit paard, en degene die erop zat, had een boog. Er werd hem een kroon gegeven, en hij trok eropuit als overwinnaar en om zijn overwinning te voltooien.

Toen hij het tweede zegel opende, hoorde ik het tweede levende wezen zeggen: ‘Kom!’ Er verscheen een ander paard, dat vuurrood was. Degene die erop zat, kreeg de macht om de vrede van de aarde weg te nemen, zodat ze elkaar zouden afslachten. Er werd hem een groot zwaard gegeven.

Toen hij het derde zegel opende, hoorde ik het derde levende wezen zeggen: ‘Kom!’ En ik keek en zag een zwart paard, en degene die erop zat, had een weegschaal in zijn hand. Ik hoorde uit het midden van de vier levende wezens iets dat klonk als een stem, die zei: ‘Een liter tarwe voor een denarius en drie liter gerst voor een denarius. En breng geen schade toe aan de olijfolie en de wijn.’

Toen hij het vierde zegel opende, hoorde ik de stem van het vierde levende wezen zeggen: ‘Kom!’ En ik keek en zag een vaal paard, en degene die erop zat, heette Dood. En het graf volgde dicht achter hem. Ze kregen autoriteit over een vierde deel van de aarde om te doden met een lang zwaard en door voedseltekorten, dodelijke plagen en de wilde beesten van de aarde.

Toen hij het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren wegens het woord van God en wegens het getuigenis dat ze hadden gegeven. Ze riepen met luide stem: ‘Hoelang duurt het nog, Soevereine Heer, heilige en ware God, voordat u oordeelt en ons bloed wreekt op de bewoners van de aarde?’ Aan elk van hen werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd nog een korte tijd te rusten, totdat het aantal van hun medeslaven en hun broeders die op het punt stonden net als zij gedood te worden, volledig zou zijn.

En ik keek toen hij het zesde zegel opende, en er vond een grote aardbeving plaats. De zon werd zwart als een haren zak, de hele maan werd als bloed en de sterren van de hemel vielen naar de aarde zoals onrijpe vijgen die door een stormwind van een vijgenboom worden geschud. De hemel verdween als een boekrol die wordt opgerold en alle bergen en eilanden werden van hun plaats verwijderd. De koningen van de aarde, de hoge ambtenaren, de legerofficieren, de rijken, de sterken, alle slaven en alle vrije mensen verborgen zich toen in de grotten en tussen de rotsen van de bergen. En ze zeggen steeds tegen de bergen en de rotsen: ‘Val op ons en verberg ons voor de ogen van hem die op de troon zit en voor de woede van het Lam! Want de grote dag van hun woede is gekomen, en wie kan dan staande blijven?’

Daarna zag ik vier (hemelse) boodschappers op de vier hoeken van de aarde staan. Ze hielden de vier winden van de aarde stevig vast, zodat er geen wind kon waaien over de aarde, de zee of enige boom. En ik zag een andere (hemelse) boodschapper opstijgen van waar de zon opgaat. Hij had een zegel van de levende God en hij riep met luide stem naar de vier (hemelse) boodschappers die de macht hadden gekregen om schade toe te brengen aan de aarde en de zee. Hij zei: ‘Breng geen schade toe aan de aarde of de zee of de bomen voordat we de slaven van onze God op hun voorhoofd verzegeld hebben.’

En ik hoorde het aantal van hen die verzegeld werden: 144.000, verzegeld uit elke stam van de zonen van Israël.
Uit de stam Juda 12.000 verzegeld,
uit de stam Ruben 12.000,
uit de stam Gad 12.000,
uit de stam Aser 12.000,
uit de stam Naftali 12.000,
uit de stam Manassee 12.000,
uit de stam Simeon 12.000,
uit de stam Levi 12.000,
uit de stam Issaschar 12.000,
uit de stam Zebulon 12.000,
uit de stam Jozef 12.000
en uit de stam Benjamin 12.000 verzegeld.

Daarna keek ik en zag een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle landen, stammen, volken en talen. Ze stonden voor de troon en voor het Lam, gekleed in witte gewaden en met palmtakken in hun handen. Met luide stem riepen ze steeds: ‘Redding hebben we te danken aan onze God, die op de troon zit, en aan het Lam.’

Alle (hemelse) boodschappers stonden rondom de troon, de oudsten en de vier levende wezens. Ze bogen zich diep neer voor de troon en aanbaden God. Ze zeiden: ‘Amen! De lof en de glorie en de wijsheid en de dank en de eer en de kracht en de sterkte komen onze God toe, voor altijd en eeuwig. Amen.’

Toen vroeg een van de oudsten mij: ‘Wie zijn dat in die witte gewaden en waar komen ze vandaan?’ Onmiddellijk zei ik tegen hem: ‘Mijn heer, u weet het.’ Daarop zei hij: ‘Dat zijn degenen die uit de grote verdrukking komen. Ze hebben hun gewaden gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam. Daarom staan ze voor de troon van God en doen ze dag en nacht heilige dienst voor hem in zijn tempel. Hij die op de troon zit, zal zijn tent over hen uitspreiden. Ze zullen geen honger of dorst meer hebben, de zon zal niet op hen branden en geen verschroeiende hitte zal hen treffen. Want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen hoeden en hen leiden naar bronnen met levengevend water. En God zal elke traan uit hun ogen wegwissen.’

Toen hij het zevende zegel opende, werd het stil in de hemel, ongeveer een half uur lang. Ik zag de zeven (hemelse) boodschappers die voor God staan, en er werden zeven trompetten aan hen gegeven.

Er kwam een andere (hemelse) boodschapper, die met een gouden wierookvat bij het altaar ging staan. Hij kreeg een grote hoeveelheid wierook om die met de gebeden van alle heiligen te offeren op het gouden altaar dat voor de troon stond. De rook van de wierook steeg uit de hand van de (hemelse) boodschapper voor God op, samen met de gebeden van de heiligen. Maar meteen nam de (hemelse) boodschapper het wierookvat, en hij vulde het met wat vuur van het altaar en gooide dat naar de aarde. Er waren donderslagen en stemmen en bliksemflitsen en een aardbeving. En de zeven (hemelse) boodschappers met de zeven trompetten maakten zich klaar om erop te blazen.

De eerste blies op zijn trompet. Er kwam hagel en vuur, vermengd met bloed, en het werd naar de aarde gegooid. En een derde deel van de aarde verbrandde, een derde deel van de bomen verbrandde en alle groene plantengroei verbrandde.

De tweede (hemelse) boodschapper blies op zijn trompet. Iets dat leek op een grote brandende berg werd in de zee gegooid. En een derde deel van de zee werd bloed. Een derde deel van de levende wezens in de zee stierf en een derde deel van de schepen verging.

De derde (hemelse) boodschapper blies op zijn trompet. Een grote ster die brandde als een lamp viel uit de hemel. Hij viel op een derde deel van de rivieren en op de waterbronnen. De naam van de ster is Alsem. Een derde deel van het water veranderde in alsem. Veel mensen stierven door het water, omdat het bitter was gemaakt.

De vierde (hemelse) boodschapper blies op zijn trompet. Een derde deel van de zon werd getroffen en een derde deel van de maan en een derde deel van de sterren, zodat een derde deel ervan verduisterd zou worden en een derde deel van de dag en ook van de nacht geen licht zou hebben.

En ik keek, en ik hoorde een arend die in het midden van de hemel vloog met luide stem zeggen: ‘Wee, wee, wee de bewoners van de aarde vanwege het trompetgeschal van de drie overgebleven (hemelse) boodschappers die op het punt staan op hun trompet te blazen!’

De vijfde (hemelse) boodschapper blies op zijn trompet. Ik zag een ster die uit de hemel naar de aarde was gevallen, en hem werd de sleutel van de schacht naar de afgrond gegeven. Hij opende schacht naar de afgrond, en er steeg rook op uit de schacht als de rook van een grote oven. De zon en ook de lucht werden verduisterd door de rook uit de schacht. Uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde neer. Ze ontvingen macht, dezelfde macht die de schorpioenen van de aarde hebben. Er werd hun gezegd geen schade toe te brengen aan het gras van de aarde, de planten of de bomen, maar alleen aan de mensen die het zegel van God niet op hun voorhoofd hebben.

Het werd de sprinkhanen niet toegestaan om hen te doden, maar wel om hen vijf maanden lang te pijnigen. Hun pijn was als de pijn van iemand die door een schorpioen is gestoken. In die tijd zullen de mensen de dood zoeken maar hem niet vinden. Ze zullen willen sterven maar de dood zal van hen wegvluchten.

De sprinkhanen zagen eruit als paarden die zijn toegerust voor de strijd. Op hun kop was iets dat leek op een gouden kroon, en hun gezicht was als een mensengezicht. Hun haar was als het haar van een vrouw. Hun tanden waren als die van leeuwen en ze hadden borstschilden als ijzeren borstschilden. Het geluid van hun vleugels was als het geluid van wagens met paarden die zich in de strijd storten. Ook hadden ze net als schorpioenen een staart met een angel. In hun staart zat hun macht om de mensen vijf maanden lang pijn te doen. Hun koning is de (hemelse) boodschapper van de afgrond. In het Hebreeuws is zijn naam Abaddon en in het Grieks Apollyon.

Het ene wee is voorbij. Kijk! Er komen hierna nog twee weeën.

De zesde (hemelse) boodschapper blies op zijn trompet. Uit de hoorns van het gouden altaar dat voor God staat, hoorde ik een stem tegen de zesde (hemelse) boodschapper met de trompet zeggen: ‘Maak de vier (hemelse) boodschappers los die zijn vastgebonden bij de grote rivier de Eufraat.’ En de vier (hemelse) boodschappers die waren gereedgehouden voor dit uur en deze dag en deze maand en dit jaar, werden losgemaakt om een derde deel van de mensen te doden.

Het aantal ruiters van de bereden troepen was twee myriaden maal myriaden. Ik hoorde hun aantal. Zo zagen de paarden en degenen die erop zaten in het visioen eruit: Ze hadden borstharnassen die vuurrood, hyacintblauw en zwavelgeel waren. De koppen van de paarden waren als leeuwenkoppen, en er kwam vuur, rook en zwavel uit hun bek. Een derde deel van de mensen werd gedood door deze drie plagen, door het vuur en de rook en de zwavel die uit hun bek kwamen. Want de macht van de paarden was in hun bek en in hun staart. Hun staarten leken namelijk op slangen en hadden koppen, en daarmee brachten ze schade toe.

De mensen die niet gedood werden door deze plagen, hadden geen berouw van wat ze hadden gemaakt. Ze hielden niet op demonen te aanbidden en de afgoden van goud, zilver, koper, steen en hout, die niet kunnen zien of horen of lopen. En ze hadden geen berouw van hun moorden, hun spiritistische praktijken, hun seksuele immoraliteit en hun diefstallen.

Toen zag ik een andere sterke (hemelse) boodschapper uit de hemel neerdalen. Hij was gehuld in een wolk, en er was een regenboog boven zijn hoofd. Zijn gezicht was als de zon en zijn benen waren als vuurzuilen. In zijn hand had hij een kleine opengerolde boekrol. Hij zette zijn rechtervoet op de zee, maar zijn linkervoet op de aarde. Hij riep met een luide stem, zoals een leeuw brult. En toen hij riep, lieten de zeven donderslagen hun stem horen.

Toen de zeven donderslagen hadden gesproken, wilde ik gaan schrijven, maar ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: ‘Verzegel wat de zeven donderslagen gezegd hebben en schrijf het niet op.’ De (hemelse) boodschapper die ik op de zee en op de aarde zag staan, stak zijn rechterhand omhoog naar de hemel. Hij zwoer bij degene die voor altijd en eeuwig leeft, die de hemel en alles wat daarin is en de aarde en alles wat daarop is en de zee en alles wat daarin is, heeft geschapen: ‘Er zal geen uitstel meer zijn. Maar als de zevende (hemelse) boodschapper op het punt staat op zijn trompet te blazen, wordt het heilige geheim dat God als goed nieuws aan zijn eigen slaven, de profeten, heeft bekendgemaakt, inderdaad tot een einde gebracht.’

En ik hoorde de stem uit de hemel opnieuw tegen me spreken. Hij zei: ‘Ga, neem de geopende boekrol die in de hand ligt van de (hemelse) boodschapper die op de zee en op de aarde staat.’ Ik ging naar de (hemelse) boodschapper toe en vroeg hem de kleine boekrol aan mij te geven. Hij zei tegen me: ‘Neem hem en eet hem op, en hij zal je maag bitter maken, maar in je mond zal hij zo zoet zijn als honing.’ Ik nam de kleine boekrol uit de hand van de (hemelse) boodschapper en at hem op, en in mijn mond was hij zoet als honing, maar toen ik hem opgegeten had, werd mijn maag bitter. En ze zeiden tegen me: ‘Je moet opnieuw profeteren over volken en landen en talen en veel koningen.’

Er werd mij een rietstengel gegeven die op een staf leek, terwijl hij zei: ‘Sta op en meet het tempelheiligdom van God en het altaar en degenen die hem daarin aanbidden. Maar sla het voorhof buiten het tempelheiligdom over en meet dat niet, want het is aan de natiën gegeven, en ze zullen de heilige stad 42 maanden lang vertrappen. Ik zal mijn twee getuigen 1260 dagen in zakken gekleed laten profeteren.’ Zij worden afgebeeld door de twee olijfbomen en de twee lampenstandaarden en ze staan voor de Heer van de aarde.

Als iemand ze kwaad wil doen, komt er vuur uit hun mond dat hun vijanden verteert. Als iemand ze kwaad zou willen doen, moet hij op die manier worden gedood. Ze hebben de autoriteit om de hemel te sluiten zodat er geen regen valt in de tijd waarin ze profeteren. Ook hebben ze de autoriteit om het water in bloed te veranderen en om de aarde te treffen met allerlei plagen, zo vaak ze maar willen.

Als ze klaar zijn met hun getuigenis, zal het wilde beest dat uit de afgrond opstijgt, oorlog tegen ze voeren en ze overwinnen en doden. Hun lijken zullen op de brede straat liggen van de grote stad die in figuurlijke zin Sodom en Egypte wordt genoemd, waar ook hun Heer aan een paal werd gehangen. Gedurende drieënhalve dag zullen mensen uit de volken, stammen, talen en landen hun lijken bekijken, en ze laten niet toe dat hun lijken in een graf worden gelegd. En de bewoners van de aarde zijn blij over hun dood en vieren feest. Ze zullen elkaar geschenken sturen, want deze twee profeten hebben de bewoners van de aarde gekweld.

Na de drieënhalve dag kwam er levensgeest van God in hen. Ze gingen staan, en degenen die hen zagen werden vreselijk bang. Er klonk een luide stem uit de hemel die tegen hen zei: ‘Kom naar boven.’ En in de wolk stegen ze op naar de hemel, en hun vijanden zagen hen. In dat uur was er een grote aardbeving, en een tiende deel van de stad stortte in. En 7000 mensen werden door de aardbeving gedood, en de rest werd heel bang en gaf eer aan de God van de hemel.

Het tweede wee is voorbij. Kijk! Het derde wee komt vlug.

De zevende (hemelse) boodschapper blies op zijn trompet. Er klonken luide stemmen in de hemel die zeiden: ‘Het koninkrijk van de wereld is het Koninkrijk van onze Heer en van zijn Gezalfde geworden, en hij zal voor altijd en eeuwig als koning regeren.’

En de 24 oudsten, die vóór God op hun tronen zaten, bogen zich diep neer en aanbaden God. Ze zeiden: ‘We danken u, Jehovah God, Almachtige, die is en die was, omdat u uw grote macht hebt uitgeoefend en als koning bent gaan regeren. Maar de volken werden woedend, en ook u toonde uw woede. De vastgestelde tijd kwam om de doden te oordelen en om uw slaven, de profeten, te belonen, evenals de heiligen en degenen die ontzag hebben voor uw naam, de kleinen en de groten, en ook om degenen te vernietigen die de aarde aan het vernietigen zijn.’

Het tempelheiligdom van God in de hemel werd geopend en de ark van zijn verbond werd in zijn tempelheiligdom gezien. Er waren bliksemflitsen en stemmen en donderslagen en een aardbeving en zware hagel.

Toen werd er een groot teken gezien in de hemel: Een vrouw was bekleed met de zon, en de maan was onder haar voeten. Op haar hoofd was een kroon van 12 sterren. Ze was zwanger en schreeuwde het uit van de pijn omdat ze weeën had.

Er werd nog een teken gezien in de hemel. Er was een grote vuurrode draak, met zeven koppen en tien hoorns en op zijn koppen zeven diademen. Zijn staart sleepte een derde deel van de sterren van de hemel mee, en hij gooide ze naar de aarde. De draak bleef voor de vrouw staan die op het punt stond te baren, zodat hij haar kind kon verslinden zodra het geboren was.

Ze baarde een zoon, een mannelijk kind, dat alle volken zal hoeden met een ijzeren staf. Haar kind werd weggerukt naar God en zijn troon. De vrouw vluchtte naar de woestijn, waar God voor haar een plaats had klaargemaakt en waar ze 1260 dagen gevoed zou worden.

En er brak oorlog uit in de hemel: Michaël en zijn (hemelse) boodschappers vochten tegen de draak. De draak en zijn (hemelse) boodschappers vochten terug, maar ze werden verslagen, en er was voor hen geen plaats meer in de hemel. De grote draak werd daarom neergeworpen, de oorspronkelijke slang, degene die Lasteraar en Tegenstrever wordt genoemd, die de hele bewoonde aarde misleidt. Hij werd neergeworpen naar de aarde en zijn (hemelse) boodschappers werden samen met hem neergeworpen. Ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen:

‘Nu zijn de redding en de kracht en het Koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Gezalfde werkelijkheid geworden, want de beschuldiger van onze broeders, die hen dag en nacht voor onze God beschuldigt, is neergeworpen! En ze hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door de boodschap die ze hebben verkondigd. Ze waren niet aan hun ziel gehecht, zelfs niet met de dood voor ogen. Wees daarom vrolijk, hemel en jullie die daarin wonen! Wee de aarde en de zee, want de Lasteraar is naar jullie neergedaald. Hij is woedend, omdat hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft.’

Toen de draak zag dat hij neergeworpen was naar de aarde, ging hij de vrouw vervolgen die het mannelijke kind had gebaard. Maar de vrouw kreeg de twee vleugels van de grote arend, zodat ze naar haar plaats in de woestijn kon vliegen. Daar moet ze gedurende een tijd en tijden en een halve tijd gevoed worden, uit het gezicht van de slang.

De slang spuwde uit zijn bek een rivier van water achter de vrouw aan om haar in de rivier te laten verdrinken. Maar de aarde kwam de vrouw te hulp, en de aarde opende haar mond en slokte de rivier op die de draak had uitgespuwd. De draak werd woedend op de vrouw en ging weg om oorlog te voeren tegen de overgeblevenen van haar nageslacht, die de geboden van God onderhouden en vasthouden aan het getuigenis van Jezus.

En hij bleef staan op het zand van de zee.

Ik zag uit de zee een wild beest opkomen met tien hoorns en zeven koppen en op zijn hoorns tien diademen, maar op zijn koppen godslasterlijke namen. Het wilde beest dat ik zag, leek op een luipaard, maar zijn poten waren als die van een beer en zijn muil was als een leeuwenmuil. En de draak gaf aan het beest kracht, een troon en grote autoriteit.

Ik zag dat een van zijn koppen dodelijk gewond leek te zijn geweest, maar zijn dodelijke wond was genezen. De hele aarde volgde het wilde beest met bewondering. Ze aanbaden de draak omdat hij aan het wilde beest autoriteit had gegeven. Ook aanbaden ze het wilde beest met de woorden: ‘Wie is als het wilde beest? Wie kan oorlog tegen hem voeren?’ Hij kreeg een mond die grote dingen en godslasteringen sprak en hij kreeg autoriteit om 42 maanden lang te handelen. Hij opende zijn mond met lasteringen tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn woonplaats, degenen die in de hemel wonen. Het werd hem toegestaan om oorlog te voeren tegen de heiligen en hen te overwinnen. Hij kreeg autoriteit over alle stammen en volken en talen en landen. En allen die op de aarde wonen, zullen hem aanbidden. Vanaf de grondlegging van de wereld is niet één van hun namen opgeschreven in de boekrol van het leven van het Lam dat geslacht is.

Wie oren heeft, moet horen. Wie bestemd is voor gevangenschap, zal in gevangenschap gaan. Wie met het zwaard doodt, moet met het zwaard gedood worden. Hier komt het voor de heiligen aan op volharding en geloof.

Toen zag ik een ander wild beest uit de aarde opkomen. Het had net als een lam twee hoorns, maar het ging spreken als een draak. Het oefent alle autoriteit van het eerste wilde beest voor zijn ogen uit. En het zorgt ervoor dat de aarde en de bewoners ervan het eerste wilde beest aanbidden, dat van zijn dodelijke wond was genezen. Het doet grote tekenen en laat zelfs vuur uit de hemel naar de aarde komen voor de ogen van de mensen.

Het misleidt de bewoners van de aarde met de tekenen die het mocht doen voor de ogen van het wilde beest, terwijl het tegen de bewoners van de aarde zegt dat ze een beeld moeten maken voor het wilde beest dat door het zwaard gewond was maar weer was opgeleefd. Het werd hem toegestaan adem te geven aan het beeld van het wilde beest, zodat het beeld van het wilde beest niet alleen zou spreken maar er ook voor zou zorgen dat iedereen gedood wordt die weigert het beeld van het wilde beest te aanbidden.

Het maakt dat alle mensen — de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven — een merkteken op hun rechterhand of op hun voorhoofd aanvaarden, zodat iemand alleen kan kopen of verkopen als hij het merkteken heeft: de naam van het wilde beest of het getal van zijn naam. Hier komt het aan op wijsheid: laat wie inzicht heeft, het getal berekenen van het wilde beest, want het is het getal van een mens. Zijn getal is 666.

Toen keek ik en zag het Lam op de berg Sion staan, en met hem 144.000. Op hun voorhoofd stonden zijn naam en de naam van zijn Vader geschreven. Ik hoorde een geluid uit de hemel komen dat klonk als bulderend water en als zware donder. Het geluid dat ik hoorde, klonk als zangers die zichzelf begeleiden door op hun harp te spelen. Vóór de troon en vóór de vier levende wezens en vóór de oudsten zingen ze wat een nieuw lied lijkt te zijn. Niemand kon dat lied leren behalve de 144.000, die van de aarde zijn gekocht. Zij zijn het die zich niet met vrouwen hebben verontreinigd — ze zijn maagden. Zij zijn het die het Lam blijven volgen waar hij ook naartoe gaat. Ze zijn uit de mensheid gekocht als eerstelingen voor God en voor het Lam. In hun mond werd geen bedrog gevonden, ze zijn zonder smet voor Gods troon.

En ik zag in het midden van de hemel een andere (hemelse) boodschapper vliegen. Hij had eeuwig goed nieuws om bekend te maken aan de bewoners van de aarde, aan alle landen, stammen, talen en volken. Hij zei met luide stem: ‘Heb ontzag voor God en geef hem eer, want het uur van oordeel door hem is gekomen. Aanbid daarom hem die de hemel, de aarde, de zee en de waterbronnen heeft gemaakt.’

Hij werd gevolgd door een tweede (hemelse) boodschapper, die zei: ‘Ze is gevallen! Babylon de grote is gevallen, zij die alle volken heeft laten drinken van de wijn van de wellust van haar seksuele immoraliteit!’

Ze werden gevolgd door een derde (hemelse) boodschapper, die met luide stem zei: ‘Als iemand het wilde beest en zijn beeld aanbidt en een merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand krijgt, zal hij ook drinken van de wijn van Gods woede, die onverdund in de beker van Zijn woede is ingeschonken. Hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel voor de ogen van de heilige (hemelse) boodschappers en voor de ogen van het Lam. De rook van hun pijniging zal voor altijd en eeuwig opstijgen. Dag en nacht is er geen rust voor degenen die het wilde beest en zijn beeld aanbidden en voor iedereen die het merkteken van zijn naam krijgt. Hier komt het op volharding aan voor de heiligen, degenen die zich houden aan de geboden van God en vasthouden aan het geloof van Jezus.’

En ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: ‘Schrijf op: gelukkig zijn vanaf nu de doden die in eendracht met de Heer sterven. Ja, zegt de geest, laat ze rusten van hun harde werk, want de dingen die ze hebben gedaan, gaan met hen mee.’

Toen keek ik en zag een witte wolk. Op de wolk zat iemand als een mensenzoon, met een gouden kroon op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand.

Een andere (hemelse) boodschapper kwam uit het tempelheiligdom en riep met luide stem naar degene die op de wolk zat: ‘Sla uw sikkel erin en oogst, want het uur om te oogsten is aangebroken en de oogst van de aarde is door en door rijp.’ En degene die op de wolk zat, gooide zijn sikkel naar de aarde, en de aarde werd geoogst.

Er kwam nog een andere (hemelse) boodschapper uit het tempelheiligdom dat in de hemel is, en ook hij had een scherpe sikkel.

En weer een andere (hemelse) boodschapper kwam van het altaar, en hij had autoriteit over het vuur. Hij riep met luide stem naar degene die de scherpe sikkel had: ‘Sla je scherpe sikkel erin en oogst de trossen van de wijnstok van de aarde, want de druiven zijn rijp.’ De (hemelse) boodschapper gooide zijn sikkel naar de aarde en oogstte de wijnstok van de aarde. Hij gooide hem in de grote wijnpers van Gods woede. De wijnpers werd getreden buiten de stad. Er stroomde bloed uit de wijnpers tot aan de tomen van de paarden, over een afstand van 1600 stadie.

En ik zag een ander teken in de hemel, groot en wonderbaarlijk: zeven (hemelse) boodschappers met zeven plagen. Het zijn de laatste plagen, want daarmee wordt de woede van God tot een einde gebracht.

En ik zag iets dat leek op een zee van glas vermengd met vuur. Degenen die de overwinning behalen over het wilde beest en zijn beeld en het getal van zijn naam, stonden bij de zee van glas en hadden harpen van God. Ze zongen het lied van Mozes, de slaaf van God, en het lied van het Lam:

‘Groot en wonderbaarlijk zijn uw werken, Jehovah God, Almachtige. Rechtvaardig en betrouwbaar zijn uw wegen, Koning van de eeuwigheid. Wie zal geen ontzag voor u hebben, Jehovah, en uw naam niet verheerlijken? Want u alleen bent loyaal! Alle volken zullen voor u komen en u aanbidden, omdat uw rechtvaardige oordelen zijn geopenbaard.’

Daarna zag ik dat het heiligdom van de tent van de getuigenis in de hemel werd geopend. De zeven (hemelse) boodschappers met de zeven plagen kwamen uit het heiligdom, gekleed in zuiver, glanzend linnen en met een gouden band om hun borst. Eén van de vier levende wezens gaf de zeven (hemelse) boodschappers zeven gouden schalen, vol met de woede van God, die voor altijd en eeuwig leeft. En het heiligdom werd met rook gevuld door de glorie van God en door zijn kracht. Niemand kon het heiligdom binnengaan voordat de zeven plagen van de zeven (hemelse) boodschappers tot een einde waren gekomen.

Ik hoorde een luide stem uit het heiligdom tegen de zeven (hemelse) boodschappers zeggen: ‘Ga en giet de zeven schalen van Gods woede uit op de aarde.’

De eerste ging weg en goot zijn schaal uit op de aarde. De mensen die het merkteken van het wilde beest hadden en die zijn beeld aanbaden, werden getroffen door een ernstige en kwaadaardige zweer.

De tweede goot zijn schaal uit in de zee. En die werd bloed, als dat van een dode, en elk levend wezen stierf, alles wat in de zee was.

De derde goot zijn schaal uit in de rivieren en de waterbronnen. En ze werden bloed. Ik hoorde (hemelse) boodschapper van het water zeggen: ‘Rechtvaardig bent u, hij die is en die was, de Loyale, omdat u deze oordelen hebt uitgesproken. Het bloed van heiligen en van profeten hebben zij vergoten, en bloed hebt u ze te drinken gegeven. Ze verdienen het.’ En ik hoorde het altaar zeggen: ‘Ja, Jehovah God, Almachtige, betrouwbaar en rechtvaardig zijn uw oordelen.’

De vierde goot zijn schaal uit op de zon, en het werd de zon toegestaan de mensen te verschroeien met vuur. De mensen werden verschroeid door de grote hitte, maar ze lasterden de naam van God, die de autoriteit over deze plagen heeft. Ze hadden geen berouw en gaven hem geen eer.

De vijfde goot zijn schaal uit op de troon van het wilde beest. Zijn koninkrijk werd verduisterd en ze gingen op hun tong bijten van de pijn. Maar ze lasterden de God van de hemel vanwege hun pijnen en hun zweren. Ze hadden geen berouw van hun daden.

De zesde goot zijn schaal uit op de grote rivier de Eufraat. Het water droogde op om de weg vrij te maken voor de koningen vanuit de opgang van de zon.

Ik zag uit de mond van de draak, uit de mond van het wilde beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geïnspireerde uitspraken komen die eruitzagen als kikkers. Het zijn in feite uitspraken die door demonen zijn geïnspireerd, en ze doen tekenen en gaan naar de koningen van de hele bewoonde aarde, om ze te verzamelen voor de oorlog van de grote dag van God de Almachtige.

‘Let op! Ik kom als een dief. Gelukkig is hij die wakker blijft en zijn bovenkleren houdt, zodat hij niet naakt rondloopt en mensen zijn schaamte zien.’

En ze verzamelden hen op de plaats die in het Hebreeuws Harmageddon wordt genoemd.

De zevende goot zijn schaal uit op de lucht. Daarop kwam er een luide stem uit het heiligdom, vanaf de troon, die zei: ‘Het is voorbij!’ Er waren bliksemflitsen en stemmen en donderslagen. Er was een grote aardbeving, zoals er nooit een was geweest sinds er mensen op aarde zijn, zo groot en hevig was de aardbeving. De grote stad viel in drie stukken uiteen en de steden van de volken stortten in. En God werd herinnerd aan Babylon de grote, om haar de beker te geven met de wijn van zijn razende woede. Ook vluchtte elk eiland, en er waren geen bergen te vinden. Grote hagelstenen, die elk ongeveer een talent wogen, vielen toen uit de hemel op de mensen neer. De mensen lasterden God vanwege de plaag van de hagel, want de plaag was ongewoon zwaar.

Eén van de zeven (hemelse) boodschappers die de zeven schalen hadden, kwam en zei tegen me: ‘Kom, ik zal je het oordeel laten zien over de grote hoer die op veel waterstromen zit. Met haar hebben de koningen van de aarde seksuele immoraliteit bedreven, en de bewoners van de aarde zijn dronken gemaakt met de wijn van haar seksuele immoraliteit.’

Hij bracht mij in de kracht van de geest naar een woestijn. En ik zag een vrouw op een scharlakenrood wild beest zitten dat vol godslasterlijke namen was en dat zeven koppen en tien hoorns had. De vrouw droeg purperen en scharlakenrode kleren en gouden sieraden, edelstenen en parels. In haar hand had ze een gouden beker vol met walgelijke dingen en met de onreine dingen van haar seksuele immoraliteit. Op haar voorhoofd stond een naam geschreven, een mysterie: ‘Babylon de grote, de moeder van de hoeren en van de walgelijke dingen van de aarde.’ Ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed van de heiligen en het bloed van de getuigen van Jezus.

Toen ik haar zag, was ik erg verbaasd. Daarop zei de (hemelse) boodschapper tegen me: ‘Waarom ben je verbaasd? Ik zal je het mysterie vertellen van de vrouw en van het wilde beest waar ze op zit, met zijn zeven koppen en tien hoorns. Het wilde beest dat je hebt gezien, was, maar is niet, en staat toch op het punt uit de afgrond op te stijgen, en het gaat de vernietiging tegemoet. En de bewoners van de aarde — degenen van wie de namen vanaf de grondlegging van de wereld niet in de boekrol van het leven zijn opgeschreven — zullen zich verbazen als ze zien hoe het wilde beest was, maar niet is en toch aanwezig zal zijn.

Hier komt het aan op verstand en wijsheid. De zeven koppen betekenen zeven bergen, waar de vrouw op zit. Er zijn zeven koningen: vijf zijn gevallen, één is er en de andere is nog niet gekomen. Maar als hij komt, moet hij een korte tijd blijven. En het wilde beest dat was maar niet is, is ook een achtste koning, maar het komt voort uit de zeven en het gaat de vernietiging tegemoet.

De tien hoorns die je hebt gezien, betekenen tien koningen die nog geen koninkrijk hebben gekregen. Maar ze krijgen wel voor één uur autoriteit als koning met het wilde beest. Ze hebben één gedachte, en daarom geven ze hun kracht en autoriteit aan het wilde beest. Ze zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam zal ze overwinnen omdat hij Heer der heren en Koning der koningen is. Ook degenen bij hem die geroepen en uitverkoren zijn en die trouw zijn, zullen overwinnen.’

Hij zei tegen me: ‘De waterstromen die je hebt gezien, waar de hoer zit, betekenen volken, menigten, landen en talen. De tien hoorns die je hebt gezien en het wilde beest, die zullen de hoer haten en zullen haar verwoesten en naakt maken. Ze zullen haar vlees opeten en haar helemaal met vuur verbranden. Want God heeft het in hun hart gegeven zijn gedachte uit te voeren, ja, hun ene gedachte uit te voeren door hun koninkrijk aan het wilde beest te geven, totdat de woorden van God vervuld zijn. De vrouw die je hebt gezien, betekent de grote stad die heerst over de koningen van de aarde.’

Daarna zag ik een andere (hemelse) boodschapper uit de hemel neerdalen met grote autoriteit, en de aarde werd verlicht door zijn glorie. Hij riep met een krachtige stem: ‘Ze is gevallen! Babylon de grote is gevallen! Ze is een woonplaats geworden van demonen en een plaats waar elke onreine geest en elke onreine en gehate vogel zich schuilhoudt. Alle volken zijn het slachtoffer geworden van de wijn van de wellust van haar seksuele immoraliteit. De koningen van de aarde hebben seksuele immoraliteit met haar bedreven en de kooplieden van de aarde zijn rijk geworden door de kracht van haar schaamteloze weelde.’

En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: ‘Ga uit haar weg, mijn volk, als jullie geen deel willen hebben aan haar zonden en als jullie geen deel van haar plagen willen ontvangen. Want haar zonden hebben zich opgestapeld tot aan de hemel en God heeft aan haar onrechtvaardige daden gedacht. Zet haar betaald wat ze anderen heeft aangedaan, ja, betaal haar wat ze heeft gedaan dubbel terug. Meng in de beker waarin zij een mengsel heeft gemaakt een dubbele portie voor haar. Geef haar net zo veel pijn en rouw als zij eer en schaamteloze weelde heeft gehad. Want ze blijft in haar hart zeggen: “Ik zit als koningin, ik ben geen weduwe en ik zal nooit rouw kennen.” Daarom zullen op één dag haar plagen komen: dood, rouw en hongersnood. Ze zal helemaal met vuur verbrand worden, want Jehovah God, die haar heeft geoordeeld, is sterk.

En de koningen van de aarde die seksuele immoraliteit met haar hebben bedreven en met haar in schaamteloze weelde hebben geleefd, zullen om haar huilen en zich op de borst slaan van verdriet als ze de rook van haar verbranding zien. Ze zullen uit angst voor haar pijniging op een afstand staan en zeggen: “Wat jammer, wat jammer Babylon, grote en sterke stad, want in één uur is je oordeel voltrokken!”

Ook de kooplieden van de aarde huilen en rouwen om haar, omdat er niemand meer is die al hun goederen koopt, hun ladingen goud, zilver, edelstenen, parels, fijn linnen, purperen stoffen, zijde en scharlakenrode stoffen, en allerlei voorwerpen van geurig hout, van ivoor, van kostbaar hout, en van koper, ijzer en marmer, en ook kaneel, kardemom, wierook, geurige olie, geurige hars, wijn, olijfolie, meelbloem, tarwe, runderen, schapen, paarden, wagens, slaven en mensenlevens. De goede vruchten waarnaar je verlangde, ben je kwijt. Alle lekkernijen en schitterende dingen zijn voor je verloren gegaan — ze zullen nooit meer gevonden worden.

De kooplieden die deze dingen verkochten, die rijk van haar zijn geworden, zullen uit angst voor haar pijniging op een afstand staan en huilen en rouwen. Ze zeggen: “Wat jammer! Wat jammer van de grote stad, gekleed in fijn linnen, purper en scharlaken, en rijkversierd met gouden sieraden, edelstenen en parels — want in één uur is die enorme rijkdom verwoest!”

En iedere scheepskapitein, iedereen die op zee vaart, de zeelieden en allen die op zee werken, stonden op een afstand. Terwijl ze naar de rook van haar verbranding keken, riepen ze: “Welke stad is als de grote stad?” Ze gooiden stof op hun hoofd en riepen, huilend en rouwend: “Wat jammer! Wat jammer van de grote stad, waarin iedereen die schepen op zee had, rijk werd door haar rijkdom — want in één uur is ze verwoest!”

Wees vrolijk over haar, hemel, en ook jullie, heiligen, apostelen en profeten, want God heeft voor jullie zijn oordeel over haar uitgesproken!’

Een sterke (hemelse) boodschapper tilde een steen op zo groot als een molensteen, gooide hem in de zee en zei: ‘Zo zal Babylon, de grote stad, met een snelle worp worden neergeslingerd, en ze zal nooit meer gevonden worden. Het geluid van zangers die zichzelf op de harp begeleiden, van muzikanten, van fluitspelers en van trompetblazers zal nooit meer in je worden gehoord. Geen ambachtsman die welk vak maar ook uitoefent zal ooit nog in je te vinden zijn. Het geluid van een molensteen zal nooit meer in je worden gehoord. Geen licht van een lamp zal ooit nog in je schijnen, en de stem van een bruidegom en van een bruid zal nooit meer in je worden gehoord. Want je kooplieden waren de hooggeplaatste personen van de aarde en door je spiritistische praktijken zijn alle volken misleid. In deze stad is het bloed gevonden van profeten en van heiligen en van iedereen die op aarde is geslacht.’

Daarna hoorde ik iets dat klonk als een luide stem van een grote menigte in de hemel. Ze zeiden: ‘Loof Jah! De redding en de eer en de kracht zijn van onze God, want zijn oordelen zijn betrouwbaar en rechtvaardig. Hij heeft het oordeel voltrokken aan de grote hoer die de aarde met haar seksuele immoraliteit heeft verdorven. Hij heeft wraak genomen voor het bloed van zijn slaven dat aan haar handen kleeft.’ En meteen zeiden ze voor de tweede keer: ‘Loof Jah! Haar rook blijft voor altijd en eeuwig opstijgen.’

De 24 oudsten en de vier levende wezens vielen neer en aanbaden God, die op de troon zit, en zeiden: ‘Amen! Loof Jah!’

En er kwam een stem vanaf de troon die zei: ‘Loof onze God! Laat al zijn slaven, die ontzag voor hem hebben, van klein tot groot hem loven.’

En ik hoorde iets dat klonk als een stem van een grote menigte en als bulderend water en als zware donderslagen. Ze zeiden: ‘Loof Jah, want Jehovah, onze God, de Almachtige, is als koning gaan regeren! Laten we blij zijn en juichen en hem eren, want de bruiloft van het Lam is aangebroken en zijn vrouw heeft zich klaargemaakt. Ze mag zich kleden in glanzend, zuiver, fijn linnen — want het fijne linnen staat voor de rechtvaardige daden van de heiligen.’

Hij zei tegen me: ‘Schrijf op: gelukkig zijn degenen die zijn uitgenodigd voor het feestmaal van de bruiloft van het Lam.’ Ook zei hij: ‘Dit zijn de betrouwbare woorden van God.’ Toen viel ik aan zijn voeten om hem te aanbidden. ‘Pas op! Doe dat niet!’, zei hij. ‘Ik ben maar een slaaf net als jij en je broeders, die de taak hebben over Jezus te getuigen. Aanbid God! Want het getuigenis over Jezus is wat inspireert tot profeteren.’

Ik zag de hemel geopend en er was een wit paard. Degene die erop zat, wordt Trouw en Waarachtig genoemd. Hij oordeelt en strijdt rechtvaardig. Zijn ogen zijn een vlammend vuur en op zijn hoofd heeft hij veel diademen. Hij heeft een geschreven naam die niemand kent, alleen hijzelf. Hij draagt kleding die met bloed bevlekt is. Zijn naam is: Het Woord van God. En de legers in de hemel volgden hem op witte paarden. Ze waren gekleed in wit, zuiver, fijn linnen. Uit zijn mond komt een scherp, lang zwaard om de volken neer te slaan. Hij zal ze hoeden met een ijzeren staf. Ook treedt hij de wijnpers van de razende woede van God de Almachtige. Op zijn kleding, op zijn dij, staat een naam geschreven: Koning der koningen en Heer der heren.

Ik zag ook een (hemelse) boodschapper in de zon staan. Hij riep met luide stem naar alle vogels die in het midden van de hemel vliegen: ‘Kom hier, kom allemaal naar Gods grote feestmaal, om het vlees te eten van koningen, het vlees van legerofficieren, het vlees van sterke mannen, het vlees van paarden en hun ruiters, het vlees van iedereen, vrijen en slaven, klein en groot.’

En ik zag dat het wilde beest en de koningen van de aarde en hun legers verzameld waren om oorlog te voeren tegen degene die op het paard zat en tegen zijn leger. Het wilde beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die voor zijn ogen de tekenen had gedaan waarmee hij degenen had misleid die het merkteken van het wilde beest hadden gekregen en die zijn beeld aanbaden. Ze werden allebei levend in het vurige meer gegooid dat met zwavel brandt. Maar de anderen werden gedood met het lange zwaard dat uit de mond kwam van degene die op het paard zat. En alle vogels aten zich vol aan hun vlees.

Toen zag ik een (hemelse) boodschapper uit de hemel neerdalen met de sleutel van de afgrond en een grote ketting in zijn hand. Hij greep de draak, de oorspronkelijke slang, die de Lasteraar en de Tegenstrever is, en bond hem vast voor 1000 jaar. Hij gooide hem in de afgrond, sloot die boven hem en verzegelde die, zodat hij de volken niet meer zou misleiden voordat de 1000 jaar voorbij waren. Daarna moet hij voor een korte tijd worden vrijgelaten.

En ik zag tronen, en degenen die erop zaten kregen autoriteit om te oordelen. Ik zag de zielen van hen die terechtgesteld waren omdat ze getuigenis hadden gegeven van Jezus en hadden gesproken over God, en van hen die het wilde beest en zijn beeld niet hadden aanbeden en die niet het merkteken op hun voorhoofd of op hun hand hadden gekregen. Ze kwamen tot leven en regeerden als koningen met de Gezalfde, 1000 jaar lang. Dit is de eerste opstanding. Gelukkig en heilig is iedereen die deelheeft aan de eerste opstanding. Over hen heeft de tweede dood geen autoriteit, maar ze zullen priesters van God en van de Gezalfde zijn en ze zullen de 1000 jaar met hem als koningen regeren.

Zodra de 1000 jaar voorbij zijn, zal de Tegenstrever uit zijn gevangenis worden vrijgelaten. Hij zal eropuit gaan om de volken aan de vier hoeken van de aarde, Gog en Magog, te misleiden om hen voor de oorlog te verzamelen. Hun aantal is als het zand van de zee. Ze rukten op over de hele aarde en omsingelden het kamp van de heiligen en de geliefde stad. Maar er kwam vuur uit de hemel dat hen verteerde. En de Lasteraar, die hen misleidde, werd in het meer van vuur en zwavel gegooid, waar het wilde beest en de valse profeet al waren. Ze zullen dag en nacht gepijnigd worden, voor altijd en eeuwig.

En ik zag een grote witte troon en degene die erop zat. De aarde en de hemel vluchtten van hem weg, en er werd geen plaats voor ze gevonden. Ik zag de doden, van groot tot klein, voor de troon staan, en er werden boekrollen geopend. Maar er werd nog een andere boekrol geopend: de boekrol van het leven. Op grond van de dingen die in de boekrollen geschreven stonden, werden de doden geoordeeld naar hun daden. De zee stond haar doden af en de dood en het graf stonden hun doden af, en ze werden afzonderlijk geoordeeld naar hun daden. De dood en het graf werden in het meer van vuur gegooid. Dit meer van vuur betekent de tweede dood. Bovendien werd iedereen die niet in het boek van het leven geschreven bleek te zijn, in het meer van vuur gegooid.

En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de vroegere hemel en de vroegere aarde waren voorbijgegaan, en de zee is er niet meer. Ik zag ook de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, bij God vandaan uit de hemel neerdalen, klaar als een bruid die zich mooi heeft gemaakt voor haar man. Toen hoorde ik een luide stem vanaf de troon zeggen: ‘Kijk! De tent van God is bij de mensen en hij zal bij hen wonen. Ze zullen zijn volk zijn en God zelf zal bij hen zijn. Hij zal elke traan uit hun ogen wissen. De dood zal er niet meer zijn. Er zal geen rouw, geen gehuil en geen pijn meer zijn. De dingen van vroeger zijn voorbij.’

Hij die op de troon zat, zei: ‘Kijk! Ik maak alles nieuw.’ Ook zei hij: ‘Schrijf, want deze woorden zijn betrouwbaar en waar.’ En hij zei tegen me: ‘Ze zijn werkelijkheid geworden! Ik ben de Alfa en de Omega, het begin en het einde. Aan iedereen die dorst heeft, zal ik vrij te drinken geven uit de bron met levengevend water. Iedereen die overwint, zal deze dingen erven. Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn zoon zijn. Maar de lafaards, degenen zonder geloof, degenen die onrein en walgelijk zijn, de moordenaars, de seksueel immorele mensen, degenen die aan spiritisme doen, de afgodenaanbidders en alle leugenaars: hun deel is in het meer dat met vuur en zwavel brandt. Dat betekent de tweede dood.’

Eén van de zeven (hemelse) boodschappers met de zeven schalen die vol waren met de zeven laatste plagen, kwam en zei tegen me: ‘Kom, ik zal je de bruid, de vrouw van het Lam, laten zien.’ Hij bracht me in de kracht van de geest naar een grote, hoge berg en liet me de heilige stad Jeruzalem zien, die bij God vandaan uit de hemel neerdaalde en de glorie van God had. Haar glans was als een kostbare edelsteen, als een kristalhelder schijnende jaspis. Ze had een grote, hoge muur en 12 poorten, met 12 (hemelse) boodschappers bij de poorten. Op de poorten waren de namen gegrift van de 12 stammen van de zonen van Israël. Er waren drie poorten op het oosten, drie poorten op het noorden, drie poorten op het zuiden en drie poorten op het westen. De muur van de stad had ook 12 fundamentstenen en daarop stonden de 12 namen van de 12 apostelen van het Lam.

Degene die tegen mij sprak, had een gouden rietstok om de stad, de poorten en de muur te meten. De stad was vierkant, even lang als breed. Hij mat de stad met de rietstok: 12.000 stadie. De lengte, breedte en hoogte waren gelijk. Hij mat ook de muur: 144 el in mensenmaat, die tegelijk engelenmaat is. De muur was gemaakt van jaspis en de stad was van zuiver goud, als helder glas. De fundamenten van de stadsmuur waren met allerlei edelstenen versierd: het eerste fundament was jaspis, het tweede saffier, het derde chalcedon, het vierde smaragd, het vijfde sardonyx, het zesde sardius, het zevende chrysoliet, het achtste beril, het negende topaas, het tiende chrysopraas, het elfde hyacint en het twaalfde amethist. De 12 poorten waren 12 parels. Elke poort was gemaakt van één parel. De hoofdstraat van de stad was van zuiver goud, als doorzichtig glas.

Ik zag daarin geen tempel, want Jehovah God, de Almachtige, is haar tempel, net als het Lam. En de stad heeft de zon en de maan niet nodig om op haar te schijnen, want de glorie van God verlichtte haar en het Lam was haar lamp. De volken zullen bij haar licht wandelen, en de koningen van de aarde zullen er hun glorie binnenbrengen. De poorten zullen overdag nooit gesloten worden, want er zal geen nacht bestaan. De pracht en de eer van de volken zullen er worden binnengebracht. Maar alles wat verontreinigd is en iedereen die doet wat walgelijk en bedrieglijk is, zal er absoluut niet binnengaan. Alleen zij die opgeschreven zijn in de boekrol van het leven van het Lam zullen er binnengaan.

Hij liet me een rivier van levengevend water zien, helder als kristal. Die stroomde vanuit de troon van God en van het Lam over het midden van haar hoofdstraat. Aan beide kanten van de rivier stonden levensbomen die 12 keer per jaar vrucht droegen — elke maand gaven ze hun vruchten. En de bladeren van de bomen waren voor de genezing van de volken.

Er zal geen enkele vervloeking meer zijn. De troon van God en van het Lam zal in de stad staan. Zijn slaven zullen heilige dienst voor hem doen. Ze zullen zijn gezicht zien en zijn naam zal op hun voorhoofd staan. Ook zal er geen nacht meer zijn. Ze hebben geen licht nodig van lamp of zon, want Jehovah God zal hen verlichten. Ze zullen als koningen regeren voor altijd en eeuwig.

Hij zei tegen me: ‘Deze woorden zijn betrouwbaar en waar. Jehovah, de God die de profeten heeft geïnspireerd, heeft zijn (hemelse) boodschapper gestuurd om aan zijn slaven te laten zien wat er binnenkort moet gebeuren. Luister! Ik kom vlug. Gelukkig is iedereen die zich houdt aan de woorden van de profetie van deze boekrol.’

Ik, Johannes, was het die deze dingen hoorde en zag. Toen ik ze hoorde en zag, viel ik in aanbidding neer aan de voeten van de (hemelse) boodschapper die me dat had laten zien. Maar hij zei tegen me: ‘Pas op! Doe dat niet! Ik ben maar een slaaf net als jij en je broeders, de profeten, en degenen die zich houden aan de woorden van deze boekrol. Aanbid God.’

Ook zei hij tegen me: ‘Verzegel de woorden van de profetie van deze boekrol niet, want de vastgestelde tijd is nabij. Laat de onrechtvaardige doorgaan met onrechtvaardigheid en laat de onreine doorgaan met zijn onreinheid. Maar laat de rechtvaardige doorgaan met rechtvaardigheid en laat de heilige doorgaan met heiligheid.

“Luister, ik kom vlug! Het loon dat ik geef, heb ik bij me, om iedereen te geven wat hij voor zijn daden verdient. Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde. Gelukkig zijn zij die hun gewaden wassen, zodat ze het recht krijgen om naar de levensbomen te gaan en ze toegang tot de stad krijgen via haar poorten. Buiten zijn de honden, zij die aan spiritisme doen, de seksueel immorele mensen, de moordenaars, de afgodenaanbidders en iedereen die graag liegt en bedriegt.”

“Ik, Jezus, heb mijn (hemelse) boodschapper gestuurd om aan jullie getuigenis over deze dingen te geven voor de gemeenten. Ik ben de wortel en de nakomeling van David en de heldere morgenster.”’

De geest en de bruid blijven zeggen: ‘Kom!’ En laat iedereen die het hoort, zeggen: ‘Kom!’ Laat iedereen die dorst heeft komen. Laat iedereen die wil vrij van het levengevende water nemen.

‘Ik getuig aan iedereen die de woorden van de profetie van deze boekrol hoort: Als iemand hier iets aan toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in deze boekrol zijn beschreven. Als iemand iets afneemt van de woorden van de boekrol van deze profetie, zal God hem zijn deel afnemen van de levensbomen en van de heilige stad, die in deze boekrol zijn beschreven.

Degene die van deze dingen getuigt, zegt: “Ja, ik kom vlug.”’

‘Amen! Kom, Heer Jezus.’

Mag de onverdiende goedheid van de Heer Jezus met de heiligen zijn.