Maleachi

Boekrol: Maleachi (מַלְאָכִי = Maleachi)
Schrijver: Maleachi
Waar geschreven: Jeruzalem
Geschrift voltooid: Na ca. 443 v.Chr.


Een uitspraak.

Het woord van Jehovah voor Israël via Maleachi:

‘Ik heb liefde getoond voor jullie’, zegt Jehovah.

Maar jullie zeggen: ‘Hoe hebt u dan liefde voor ons getoond?’

‘Was Esau niet de broer van Jakob?’, verklaart Jehovah. ‘Maar ik hield van Jakob en ik haatte Esau. Van zijn bergen maakte ik een woestenij en zijn erfdeel gaf ik aan de jakhalzen van de woestijn.’

‘Edom zegt: “Al zijn we verwoest, we zullen terugkomen en de puinhopen weer opbouwen.” Maar Jehovah van de legermachten zegt: “Zij zullen bouwen, maar ik zal afbreken. Ze zullen ‘het gebied van slechtheid’ worden genoemd en ‘het volk dat door Jehovah voor eeuwig veroordeeld is’. Jullie zullen het met eigen ogen zien en zeggen: ‘Mag Jehovah geprezen worden in het gebied van Israël.’”’

‘“Een zoon eert zijn vader en een dienaar zijn meester. Als ik een vader ben, waar is dan de eer die ik verdien? En als ik een meester ben, waar is dan het ontzag dat ik verdien?”, zegt Jehovah van de legermachten tegen jullie, priesters die mijn naam minachten.

“Maar jullie zeggen: ‘Hoe hebben we uw naam dan geminacht?’”

“Door op mijn altaar verontreinigd voedsel aan te bieden.”

“Jullie zeggen: ‘Hoe hebben we u dan verontreinigd?’”

“Door te zeggen: ‘De tafel van Jehovah is iets walgelijks.’ Als jullie een blind dier als slachtoffer aanbieden, zeggen jullie: ‘Het is niet erg.’ En als jullie een kreupel of ziek dier aanbieden: ‘Het is niet erg.’”’

‘Probeer het maar eens aan je gouverneur aan te bieden. Zal hij blij met je zijn of je vriendelijk ontvangen?’, zegt Jehovah van de legermachten.

‘Doe alsjeblieft een beroep op God om ons gunst te tonen. Zal hij ook maar iemand van jullie vriendelijk ontvangen terwijl jullie met zulke offers aankomen?’, zegt Jehovah van de legermachten.

‘Wie van jullie is bereid de deuren te sluiten? Want jullie willen niet eens mijn altaar aansteken zonder betaling. Ik ben niet ingenomen met jullie’, zegt Jehovah van de legermachten, ‘en ik moet niets hebben van de offergave uit jullie handen.’

‘Van waar de zon opkomt tot waar hij ondergaat zal mijn naam groot zijn onder de volken. Op elke plaats zullen slachtoffers in rook opgaan en zullen offers aan mijn naam worden aangeboden als een reine gave, want mijn naam zal groot zijn onder de volken’, zegt Jehovah van de legermachten.

‘Maar jullie ontheiligen hem door te zeggen: “De tafel van Jehovah is verontreinigd en de offers die erop komen, het voedsel, is iets walgelijks.” Jullie zeggen ook: “Wat een moeite!” en jullie halen je neus ervoor op’, zegt Jehovah van de legermachten. ‘Jullie komen met gestolen, kreupele en zieke dieren. Ja, zulke dingen brengen jullie als gave! Moet ik dat uit jullie hand aannemen?’, zegt Jehovah.

‘Vervloekt is de bedrieger die in zijn kudde een mannetje zonder gebreken heeft, maar dan een gelofte doet en een dier met een gebrek aan Jehovah offert. Want ik ben een groot Koning’, zegt Jehovah van de legermachten, ‘en mijn naam zal ontzagwekkend zijn onder de volken.’

‘Dit gebod is voor jullie, priesters. Als jullie weigeren te luisteren en het niet ter harte nemen mijn naam te eren,’ zegt Jehovah van de legermachten, ‘dan zal ik de vloek over jullie laten komen en zal ik jullie zegeningen veranderen in vervloekingen. Ja, ik verander de zegeningen in vervloekingen, omdat jullie het niet ter harte nemen.’

‘Luister! Vanwege jullie zal ik jullie gezaaide zaad vernietigen. Ik zal mest op jullie gezicht strooien, de mest van jullie feesten, en jullie zullen ernaar worden weggedragen. Dan zullen jullie weten dat ik jullie dit gebod heb gegeven om mijn verbond met Levi in stand te houden’, zegt Jehovah van de legermachten.

‘Mijn verbond met hem was er een van leven en van vrede, en die gaf ik hem, samen met ontzag. Hij had ontzag voor mij, ja, hij had eerbied voor mijn naam. De wet van waarheid was in zijn mond en er werd geen onrechtvaardigheid op zijn lippen gevonden. In vrede en in oprechtheid wandelde hij met mij, en hij hielp velen zich af te keren van zonde. Want de lippen van een priester moeten kennis bewaren en uit zijn mond moeten mensen de wet zoeken, want hij is de boodschapper van Jehovah van de legermachten.

Maar jullie zijn zelf afgeweken van de weg. Jullie hebben velen laten struikelen in verband met de wet. Jullie hebben het verbond met Levi geschonden’, zegt Jehovah van de legermachten. ‘Daarom zal ik ervoor zorgen dat het hele volk jullie veracht en op jullie neerkijkt. Want jullie hebben mijn wegen niet gevolgd maar hebben de wet partijdig toegepast.’

‘Hebben we niet allemaal één en dezelfde vader? Zijn we niet door één God geschapen? Waarom behandelen we elkaar dan trouweloos en ontheiligen we het verbond van onze voorvaders? Juda heeft trouweloos gehandeld en er is in Israël en in Jeruzalem iets walgelijks gedaan. Juda heeft de heiligheid van Jehovah, die Hij liefheeft, ontheiligd en heeft de dochter van een buitenlandse god tot bruid genomen. Jehovah zal iedereen die dat doet uit de tenten van Jakob verwijderen, wie het ook is, ook al brengt hij een offergave aan Jehovah van de legermachten.’

‘Er is nog iets wat jullie doen en daardoor wordt het altaar van Jehovah bedekt met tranen en met gehuil en gezucht. Daardoor heeft hij geen aandacht meer voor jullie offergave en is hij niet ingenomen met ook maar iets uit jullie handen. En jullie zeggen: “Waarom toch?” Omdat Jehovah getuige is geweest tussen jou en de vrouw van je jeugd, die je trouweloos hebt behandeld, ook al is ze je partner en de vrouw met wie je een verbond hebt gesloten. Maar één was er die het niet deed, want hij had wat er overbleef van de geest. En wat zocht hij? Het nageslacht van God. Houd je geest dus in bedwang en behandel de vrouw van je jeugd niet trouweloos. Want ik haat echtscheiding’, zegt Jehovah, de God van Israël, ‘en degene die zich met geweld bezighoudt’, zegt Jehovah van de legermachten. ‘Houd je geest in bedwang en handel niet trouweloos.

Jullie vermoeien Jehovah met je woorden. Maar jullie zeggen: “Hoe vermoeien we hem dan?” Door te zeggen: “Iedereen die kwaad doet, is goed in Jehovah’s ogen en hij is blij met zo iemand.” Of: “Waar is de God van recht?”’

‘Let op! Ik stuur mijn boodschapper, en hij zal een weg voor mij banen. Plotseling zal de ware Heer, die jullie zoeken, naar zijn tempel komen. En de boodschapper van het verbond zal komen, naar wie jullie verlangen. Hij zal beslist komen’, zegt Jehovah van de legermachten.

‘Maar wie zal de dag van zijn komst doorstaan? Wie zal standhouden als hij verschijnt? Want hij zal zijn als het vuur van een louteraar en als het loog van de wassers. Hij zal zitten als een louteraar en reiniger van zilver en hij zal de zonen van Levi reinigen. Hij zal hen zuiveren als goud en als zilver, en ze zullen voor Jehovah mensen worden die een offergave aanbieden in rechtvaardigheid. De offergave van Juda en van Jeruzalem zal echt aangenaam zijn voor Jehovah, zoals in de dagen van vroeger en in de jaren van de oudheid.

Ik zal naar jullie toe komen om te oordelen en ik zal niet aarzelen om te getuigen tegen de tovenaars, tegen de overspeligen, tegen degenen die vals zweren, tegen degenen die loonarbeider, weduwe of vaderloos kind tekortdoen en tegen degenen die weigeren een vreemdeling te helpen. Zij hebben geen ontzag voor mij’, zegt Jehovah van de legermachten.

‘Want ik ben Jehovah en ik verander niet. Jullie zijn zonen van Jakob. Daarom zijn jullie nog niet aan je eind gekomen. Sinds de dagen van jullie voorouders zijn jullie afgeweken van mijn voorschriften en hebben jullie je er niet aan gehouden. Kom terug bij mij, dan zal ik bij jullie terugkomen’, zegt Jehovah van de legermachten.

Maar jullie zeggen: ‘Hoe moeten we dan terugkomen?’

‘Mag een mens God beroven? Toch beroven jullie mij.’

En jullie zeggen: ‘Hoe hebben we u dan beroofd?’

‘Door de tienden en de bijdragen niet te geven. Jullie zijn beslist vervloekt, want jullie beroven mij — ja, het hele volk doet dat. Breng de volledige tiende in de voorraadruimte, zodat er voedsel in mijn huis zal zijn. Stel me hierin alsjeblieft op de proef’, zegt Jehovah van de legermachten, ‘en zie of ik niet de sluizen van de hemel voor jullie open en een zegen over jullie uitgiet tot er nergens meer gebrek aan is.’

‘Ik zal voor jullie de verslinder terechtwijzen, zodat hij de opbrengst van het land niet kan verwoesten. De wijnstok op jullie veld zal niet zonder vrucht blijven’, zegt Jehovah van de legermachten.

‘Alle volken zullen jullie gelukkig moeten prijzen, want jullie zullen een aangenaam land worden’, zegt Jehovah van de legermachten.

‘Jullie hebben harde woorden tegen mij gesproken’, zegt Jehovah.

En jullie zeggen: ‘Welke woorden hebben we dan tegen u gesproken?’

‘Jullie zeggen: “Het heeft geen waarde God te dienen. Wat hebben we eraan dat we onze verplichtingen tegenover hem nakomen en dat we treurend rondlopen voor Jehovah van de legermachten? We denken dat de hoogmoedigen gelukkig zijn. En mensen die slechtheid bedrijven gaat het voor de wind. Ze durven God op de proef te stellen en komen ermee weg.”’

In die tijd spraken degenen met ontzag voor Jehovah met elkaar, ieder met zijn naaste, en Jehovah had er aandacht voor en luisterde. Er werd in zijn aanwezigheid een gedenkboek geschreven voor degenen die ontzag voor Jehovah hebben en voor degenen die mediteren over zijn naam.

‘Ze zullen van mij zijn’, zegt Jehovah van de legermachten, ‘op de dag dat ik een speciaal bezit voortbreng. Ik zal medegevoel met hen hebben, zoals een man medegevoel heeft met zijn zoon die hem gehoorzaamt. Dan zullen jullie het verschil weer zien tussen een rechtvaardige en een slechte, tussen iemand die God dient en iemand die hem niet dient.’

‘Let op! De dag komt, brandend als een oven. Dan zullen alle hoogmoedigen en iedereen die slechtheid bedrijft als stoppels worden. De dag die komt zal hen beslist verslinden en hen met wortel en tak uitroeien’, zegt Jehovah van de legermachten. ‘Maar voor jullie die mijn naam eren zal de zon van rechtvaardigheid gaan schijnen, met genezing in haar stralen. Jullie zullen rondhuppelen als mestkalveren.’

‘Jullie zullen de slechte mensen vertrappen. Ze zullen als stof onder jullie voetzolen worden op de dag waarop ik in actie kom’, zegt Jehovah van de legermachten.

‘Denk aan de wet van mijn dienaar Mozes, de voorschriften en bepalingen die ik in Horeb heb gegeven en die voor heel Israël gelden.

Vóór de komst van de grote en ontzagwekkende dag van Jehovah stuur ik jullie de profeet Elia. Hij zal het hart van vaders tot zonen terugbrengen en het hart van zonen tot vaders. Anders zou ik moeten komen om de aarde te slaan en voor de vernietiging te bestemmen.’