Schrijver: Paulus (naar algemeen wordt aangenomen,red.)
Waar geschreven: Rome
Geschrift voltooid: ca. 61 n.Chr.
Lang geleden sprak God bij veel gelegenheden en op veel manieren tot onze voorvaders via de profeten. Maar nu, aan het eind van deze dagen, heeft hij tot ons gesproken via zijn Zoon, die hij heeft aangesteld als erfgenaam van alle dingen en via wie hij het huidige tijdperk en het toekomstige, eeuwigdurende tijdperk heeft verwezenlijkt. Hij is de weerspiegeling van Gods glorie en zijn volmaakte evenbeeld, en door zijn krachtige woord houdt hij alle dingen in stand. Nadat hij ons van onze zonden had gereinigd, heeft hij plaatsgenomen aan de rechterhand van de Majesteit hoog daarboven. Hij is dus beter geworden dan de (hemelse) boodschappers in die mate dat hij een naam heeft geërfd die hun naam overtreft.
Tegen wie van de (hemelse) boodschappers heeft God bijvoorbeeld ooit gezegd: ‘Jij bent mijn Zoon; deze dag heb ik je verwekt’? Of: ‘Ik zal zijn vader zijn en hij zal mijn Zoon zijn’? En nogmaals, wanneer hij zijn eerstgeborene in de wereld brengt, zegt hij: ‘En al Gods (hemelse) boodschappers moeten hem eer bewijzen.’
Over de (hemelse) boodschappers zegt hij: ‘Hij maakt zijn (hemelse) boodschappers geesten en zijn dienaren een vlammend vuur.’ Maar over de Zoon zegt hij: ‘God is je troon, voor altijd en eeuwig, en de scepter van je Koninkrijk is de scepter van recht. Je hebt rechtvaardigheid liefgehad en wetteloosheid gehaat. Daarom heeft God, jouw God, je gezalfd met de olie van vreugde, meer dan je metgezellen.’ En: 'Vanouds hebt u de grondvesten van de aarde gelegd; En de hemelen zijn het werk van uw handen. Die zullen vergaan, maar u zult blijven bestaan. Ze zullen allemaal verslijten net als kleding en u zult ze oprollen als een mantel, als een gewaad, en u zult ze verwisselen. Maar u blijft dezelfde, en aan uw jaren zal nooit een einde komen.' En over wie van de (hemelse) boodschappers heeft hij ooit gezegd: ‘Ga aan mijn rechterhand zitten totdat ik je vijanden aan je voeten leg als een voetenbank’? Zijn ze niet allemaal geesten voor heilige dienst, die worden uitgezonden om degenen te dienen die redding zullen erven?
Daarom moeten we meer dan gewone aandacht besteden aan wat we hebben gehoord, zodat we nooit afdrijven. Want als het woord dat via (hemelse) boodschappers werd gesproken zo’n gezag bleek te hebben dat elke overtreding en ongehoorzame daad rechtmatig werd bestraft, hoe zullen wij dan ontkomen als we voorbijgaan aan zo’n grote redding? Die is namelijk eerst bekendgemaakt door onze Heer en is voor ons bevestigd door degenen die hem hebben gehoord, terwijl ook God getuigde met tekenen en wonderen en allerlei krachtige werken en door de heilige geest overeenkomstig zijn wil uit te delen.
Want hij heeft het gezag over de toekomstige bewoonde aarde, waar we over spreken, niet aan (hemelse) boodschappers gegeven. Maar iemand heeft ergens getuigd: ‘Wat is de mens dat u aan hem denkt, of de mensenzoon dat u voor hem zorgt? U maakte hem iets lager dan (hemelse) boodschappers. U kroonde hem met eer en majesteit, en stelde hem aan over het werk van uw handen. U hebt alles onder zijn voeten onderworpen.’ Door alles aan hem te onderwerpen, heeft God niets overgelaten dat niet aan hem onderworpen is. Alleen zien we nu nog niet dat alles aan hem onderworpen is. Maar we zien wel dat Jezus, die iets lager dan (hemelse) boodschappers gemaakt was, nu met eer en majesteit gekroond is omdat hij de dood heeft ondergaan. Door Gods onverdiende goedheid heeft hij voor iedereen de dood geproefd.
Om veel zonen tot majesteit te kunnen brengen vond degene voor wie en door wie alles bestaat, het passend de Voornaamste Bewerker van hun redding tot volmaaktheid te brengen via lijden. Want degene die heiligt en degenen die worden geheiligd hebben allemaal dezelfde afkomst, en daarom schaamt hij zich er niet voor om ze broeders te noemen wanneer hij zegt: ‘Ik zal uw naam aan mijn broeders bekendmaken. In het midden van de gemeente zal ik u loven met een lied.’ En ook: ‘Ik zal op hem vertrouwen.’ En verder: ‘Hier ben ik met de kinderen die Jehovah me heeft gegeven.’
Omdat de kinderen van vlees en bloed zijn, nam hij ook zelf op gelijke wijze deel aan hen om door zijn dood degene uit te schakelen die het vermogen heeft om de dood te veroorzaken, namelijk de lasteraar, en om allen te bevrijden die hun leven lang slaven waren door hun angst voor de dood. Want het zijn in feite niet de (hemelse) boodschappers die hij helpt, hij helpt het nageslacht van Abraham. Daarom moest hij in elk opzicht aan zijn broeders gelijk worden. Zo kon hij een barmhartige en trouwe hogepriester worden in de dienst voor God om een zoenoffer te brengen voor de zonden van het volk. Omdat hij zelf heeft geleden toen hij op de proef werd gesteld, kan hij degenen die op de proef worden gesteld te hulp komen.
Daarom, heilige broeders, die deelhebben aan de hemelse roeping, denk diep na over de apostel en hogepriester die we erkennen: Jezus. Hij was trouw aan degene die hem heeft aangesteld, zoals ook Mozes dat was in Gods hele huis. Hij verdient meer eer dan Mozes, want degene die het huis bouwt, krijgt meer eer dan het huis zelf. Natuurlijk wordt elk huis door iemand gebouwd, maar degene die alles heeft gebouwd, is God. Mozes was trouw als dienaar in zijn hele huis, en zijn dienst was een getuigenis van de dingen die later onthuld zouden worden. Maar de Gezalfde was trouw als Zoon over Gods huis. Wij zijn zijn huis als we tot het einde toe vrijmoedig blijven en stevig vasthouden aan de hoop waar we trots over spreken.
De heilige geest zegt dan ook: ‘Als jullie vandaag zijn stem horen, verhard je hart dan niet zoals toen mijn woede werd uitgelokt, zoals op de dag van beproeving in de woestijn. Daar stelden jullie voorvaders me op de proef en daagden ze me uit, ook al hadden ze 40 jaar lang mijn werken gezien. Daarom kreeg ik een afkeer van die generatie en ik zei: “In hun hart dwalen ze altijd af, ze hebben mijn weg niet leren kennen.” En in mijn woede heb ik gezworen: “Zij zullen mijn rust niet binnengaan.”’
Pas op, broeders, dat bij niemand van jullie ooit een slecht, ongelovig hart ontstaat doordat hij zich terugtrekt van de levende God. Maar blijf elkaar elke dag opbouwen, zolang het ‘vandaag’ wordt genoemd, zodat niemand van jullie verhardt door de verleiding van zonde. Want we hebben alleen deel aan de Gezalfde als we tot het einde toe stevig vasthouden aan het vertrouwen dat we in het begin hadden. Zoals er wordt gezegd: ‘Als jullie vandaag zijn stem horen, verhard je hart dan niet zoals toen mijn woede werd uitgelokt.’
Want wie hoorden zijn stem en maakten hem toch woedend? Waren het in feite niet al degenen die onder leiding van Mozes uit Egypte waren weggetrokken? En van wie kreeg God 40 jaar lang een afkeer? Was het niet van degenen die zondigden, van wie de lijken neervielen in de woestijn? En aan wie zwoer hij dat ze zijn rust niet zouden binnengaan? Was het niet aan degenen die ongehoorzaam waren? Zo zien we dat ze er niet konden binnengaan omdat ze geen geloof hadden.
Aangezien de belofte om zijn rust binnen te gaan nog steeds geldt, moeten we oppassen dat er nooit iemand van jullie tekort blijkt te schieten. Want ook aan ons is het goede nieuws bekendgemaakt, net als aan hen. Maar zij hadden niets aan het woord dat ze hoorden, want ze hadden niet hetzelfde geloof als degenen die luisterden. Wij die geloven, gaan wél binnen in die rust, waarvan hij heeft gezegd: ‘En in mijn woede heb ik gezworen: “Zij zullen mijn rust niet binnengaan”’ — en dat terwijl zijn werk al klaar was sinds de grondlegging van de wereld. Want over de zevende dag heeft hij ergens het volgende gezegd: ‘En op de zevende dag rustte God van al zijn werk.’ En hier zegt hij weer: ‘Zij zullen mijn rust niet binnengaan.’
Aangezien sommigen er dus nog zullen binnengaan en degenen aan wie het goede nieuws het eerst bekend is gemaakt, vanwege hun ongehoorzaamheid niet zijn binnengegaan, stelt hij opnieuw een dag vast door lange tijd later in Davids psalm ‘vandaag’ te zeggen. Zoals al eerder is gezegd: ‘Als jullie vandaag zijn stem horen, verhard je hart dan niet.’ Want als Jozua ze in een plaats van rust had binnengeleid, zou God later niet over een andere dag hebben gesproken. Er blijft dus een sabbatsrust over voor het volk van God. Want wie Gods rust is binnengegaan, heeft ook gerust van zijn eigen werk, zoals God van het zijne.
Laten we daarom ons uiterste best doen die rust binnen te gaan, en zo voorkomen dat ook maar iemand hetzelfde voorbeeld van ongehoorzaamheid volgt. Want het woord van God is levend en er gaat kracht van uit. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard en dringt diep door: het scheidt ziel en geest, en gewrichten van het merg. Het kan gedachten en bedoelingen van het hart onderscheiden. Geen enkele schepping is verborgen voor zijn ogen, maar alles ligt open en bloot voor de ogen van hem aan wie we verantwoording moeten afleggen.
Omdat we een grote hogepriester hebben die de hemel is binnengegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten we vasthouden aan onze openbare bekendmaking van hem. We hebben geen hogepriester die niet mee kan voelen met onze zwakheden, want net als wij is hij in alle opzichten op de proef gesteld, alleen heeft hij niet gezondigd. Laten we dus met vrijmoedigheid van spreken naderen tot de troon van onverdiende goedheid. Dan zullen we barmhartigheid en onverdiende goedheid vinden als we hulp nodig hebben.
Elke hogepriester die wordt genomen uit de mensen, wordt ten behoeve van hen aangesteld in de dienst voor God, om gaven en slachtoffers voor zonden te brengen. Hij kan meevoelen met degenen die uit onwetendheid fouten maken, want ook hij wordt geconfronteerd met zijn eigen zwakheden. En daarom moet hij niet alleen offers brengen voor de zonden van het volk maar ook voor die van hemzelf.
Niemand kan zichzelf die eer geven, maar iemand krijgt die alleen als hij door God wordt geroepen, zoals Aäron. Zo heeft ook de Gezalfde niet zichzelf de eer gegeven hogepriester te worden. Dat deed degene die tegen hem zei: ‘Jij bent mijn Zoon, vandaag ben ik je vader geworden.’ Ergens anders zegt hij ook: ‘Jij bent voor eeuwig een priester zoals Melchizedek.’
Tijdens zijn leven op aarde heeft de Gezalfde met sterk geroep en tranen gesmeekt en gebeden tot degene die hem uit de dood kon redden, en hij werd verhoord vanwege zijn ontzag voor God. Hoewel hij een Zoon was, heeft hij gehoorzaamheid geleerd door wat hij heeft geleden. En toen hij volmaakt was geworden, werd hij verantwoordelijk voor de eeuwige redding van iedereen die hem gehoorzaamt, omdat hij door God is benoemd tot een hogepriester zoals Melchizedek.
We hebben veel over hem te zeggen, maar het is moeilijk uit te leggen, want jullie zijn traag van begrip geworden. Jullie hadden inmiddels leraren moeten zijn, maar in plaats daarvan hebben jullie opnieuw iemand nodig die je van het begin af de basisprincipes van de heilige uitspraken van God leert. Jullie hebben weer melk nodig in plaats van vast voedsel. Iedereen die van melk leeft, is onbekend met het woord van rechtvaardigheid, want hij is een klein kind. Maar vast voedsel is voor volwassen mensen, voor degenen die door gebruik hun waarnemingsvermogen hebben geoefend om te kunnen onderscheiden wat goed of slecht is.
Laten we daarom, nu we de grondleer over de Gezalfde achter ons hebben gelaten, streven naar geestelijke volwassenheid. We moeten niet opnieuw een fundament leggen, namelijk berouw over dode werken, geloof in God, de leer over dopen, het opleggen van de handen, de opstanding van de doden en het eeuwige oordeel. En dat zullen we doen, als God het toestaat.
Want wie eens verlicht zijn geweest, geproefd hebben van de hemelse vrije gave en deel hebben gehad aan heilige geest, wie het goede woord van God en de kracht van de komende wereld hebben geproefd maar zijn afgevallen, die kunnen onmogelijk weer tot berouw worden gebracht. Ze hangen namelijk zelf de Zoon van God opnieuw aan een paal en stellen hem bloot aan openbare schande. Een stuk land krijgt een zegen van God als het steeds regen opneemt en dan planten voortbrengt die nuttig zijn voor degenen die het bewerken. Maar als het doorns en distels voortbrengt, wordt het afgekeurd en zal het al gauw vervloekt worden. Uiteindelijk zal het worden afgebrand.
Dat zeggen we nu wel, lieve vrienden, maar we zijn in jullie geval overtuigd van iets beters, iets dat tot redding leidt. Want God is niet onrechtvaardig, hij zal niet vergeten wat jullie hebben gedaan en hoeveel liefde jullie voor zijn naam hebben getoond doordat jullie de heiligen hebben gediend en blijven dienen. Maar we willen graag dat jullie allemaal dezelfde inzet blijven tonen zodat jullie tot het einde toe volledig zeker zijn van de hoop. Word dus niet lui, maar volg degenen na die dankzij geloof en geduld de beloften erven.
Toen God zijn belofte aan Abraham deed, kon hij bij niemand zweren die groter was, en dus zwoer hij bij zichzelf en zei: ‘Ik zal je beslist zegenen en ik zal je beslist talrijk maken.’ Zo kreeg Abraham die belofte nadat hij geduldig had gewacht. Mensen zweren bij iemand die groter is, en hun eed is het einde van elke discussie, omdat die een wettelijke waarborg voor ze is. Toen God de erfgenamen van zijn belofte ervan wilde doordringen hoe onveranderlijk zijn doel is, heeft hij op dezelfde manier met een eed een waarborg gegeven. Met deze twee onveranderlijke dingen waarin God onmogelijk kan liegen, krijgen wij die naar de veilige plaats zijn gevlucht een krachtige aanmoediging om de hoop vast te grijpen die ons in het vooruitzicht is gesteld. Die hoop is voor ons als een anker voor de ziel, is zeker en vast en leidt ons tot voorbij het gordijn. Daar is voor ons een voorloper binnengegaan, Jezus, die voor eeuwig een hogepriester zoals Melchizedek is geworden.
Want deze Melchizedek, koning van Salem en priester van de allerhoogste God, kwam Abraham tegemoet toen die terugkwam van zijn overwinning op de koningen. Hij zegende hem, waarna Abraham hem een tiende deel van alles gaf. In de eerste plaats is hij ‘koning van rechtvaardigheid’ — volgens de vertaling van zijn naam — en verder is hij ook koning van Salem, dat wil zeggen ‘koning van vrede’. Hij heeft geen vader of moeder, geen stamboom, geen begin van dagen en geen einde van leven, maar hij is aan de Zoon van God gelijkgemaakt: hij blijft priester voor altijd.
Kijk eens hoe groot deze man was: Abraham, het familiehoofd, gaf hem een tiende van het beste van de buit. Het is waar dat degenen uit de zonen van Levi die het priesterambt ontvangen, volgens de wet tienden moeten heffen van het volk, dat wil zeggen van hun broeders, die toch ook afstammelingen van Abraham zijn. Maar deze man die niet van hen afstamt, kreeg tienden van Abraham en zegende degene aan wie de beloften zijn gedaan. Niemand kan ontkennen dat de mindere wordt gezegend door de meerdere. In het ene geval worden tienden ontvangen door mensen die sterven, maar in het andere geval door iemand van wie wordt getuigd dat hij leeft. En er kan gezegd worden dat zelfs Levi, die tienden ontvangt, tienden heeft betaald, en wel via Abraham, want hij was al aanwezig in zijn voorvader toen Melchizedek hem tegemoetkwam.
Als via het Levitische priesterschap (een kenmerk van de wet die aan het volk was gegeven) volmaaktheid bereikt kon worden, waarom zou het dan nodig zijn dat er een andere priester opstaat, namelijk een priester zoals Melchizedek en niet zoals Aäron? Omdat het priesterschap wordt veranderd, moet ook de wet worden veranderd. Want degene over wie deze dingen worden gezegd, komt uit een andere stam, waarvan niemand dienst bij het altaar heeft gedaan. Het is duidelijk dat onze Heer van Juda afstamt, maar Mozes heeft nooit gezegd dat er priesters uit die stam zouden komen.
En dat wordt nog duidelijker als er een andere priester opstaat die als Melchizedek is, die het niet is geworden op basis van de vleselijke afstamming die de wet vereist, maar op basis van de kracht van een onvernietigbaar leven. Want over hem wordt getuigd: ‘Jij bent voor eeuwig een priester zoals Melchizedek.’
Het eerdere gebod wordt dus afgeschaft omdat het zwak is en geen nut heeft. Want de wet heeft niets volmaakt gemaakt maar het invoeren van een betere hoop wel, waardoor we dichter bij God komen. Ook is dat niet zonder een gezworen eed gebeurd. (Er zijn wel mannen die zonder een gezworen eed priester zijn geworden, maar deze man is het geworden via een eed die over hem is gezworen door degene die zei: ‘Jehovah heeft gezworen en hij zal niet van gedachten veranderen: “Jij bent voor eeuwig een priester.”’) En zo is Jezus de waarborg geworden van een beter verbond. Bovendien moesten velen elkaar als priester opvolgen, omdat de dood hun belette in functie te blijven. Maar omdat hij eeuwig blijft leven, heeft zijn priesterschap geen opvolgers. Zo kan hij degenen die via hem tot God naderen, volledig redden, omdat hij altijd blijft leven om voor ze te pleiten.
Want het is passend dat we zo’n hogepriester hebben die loyaal is, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en verheven boven de hemel. In tegenstelling tot de hogepriesters hoeft hij niet dagelijks eerst slachtoffers te brengen voor zijn eigen zonden en daarna voor die van het volk, want dat heeft hij eens en voor altijd gedaan toen hij zichzelf offerde. De wet stelt mensen met zwakheden aan als hogepriester, maar het woord van de eed die na de wet werd gezworen, stelt een Zoon aan, die voor eeuwig volmaakt is gemaakt.
De kern van ons betoog is dat wij zo’n hogepriester hebben en dat hij heeft plaatsgenomen aan de rechterhand van de troon van de Majesteit in de hemel. Hij is een dienaar van de heilige plaats en van de ware tent, die is opgezet door Jehovah en niet door mensen. Nu wordt elke hogepriester aangesteld om gaven en slachtoffers te brengen. En dus moest ook deze iets hebben om te offeren. Als hij op aarde was, zou hij geen priester zijn, want daar zijn al priesters die de gaven offeren zoals de wet voorschrijft. Zij doen heilige dienst in een afbeelding en een schaduw van de hemelse dingen. Dat blijkt ook uit de opdracht die God aan Mozes gaf toen die de tent wilde gaan opbouwen: ‘Houd je bij het maken van alle dingen aan het voorbeeld dat je op de berg is getoond.’ Maar nu heeft Jezus een verhevener dienst gekregen omdat hij ook de bemiddelaar is van een eveneens beter verbond, dat wettelijk gegrond is op betere beloften.
Als op dat eerste verbond niets aan te merken viel, dan was er geen tweede nodig geweest. Maar hij heeft iets aan te merken op het volk als hij zegt: ‘“Er komt een dag”, zegt Jehovah, “dat ik een nieuw verbond zal maken met het huis van Israël en met het huis van Juda. Het zal anders zijn dan het verbond dat ik met hun voorouders maakte op de dag dat ik hen bij de hand nam om hen uit Egypte te leiden, want ze hebben zich niet aan mijn verbond gehouden. Daarom heb ik niet meer naar hen omgekeken”, zegt Jehovah.
“Dit is het verbond dat ik na die dagen met het huis van Israël zal maken”, zegt Jehovah. “Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen en in hun hart schrijven. Ik zal hun God worden en zij zullen mijn volk worden.
En niemand zal zijn medeburger en zijn broeder nog onderwijzen door te zeggen: ‘Ken Jehovah!’ Want ze zullen mij allemaal kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen. Ik zal hun onrechtvaardige daden vergeven en aan hun zonden zal ik niet meer denken.”’
Door over ‘een nieuw verbond’ te spreken, heeft hij het vroegere verouderd gemaakt. Nu staat wat verouderd is en oud wordt op het punt te verdwijnen.
Het vroegere verbond had wettelijke vereisten voor heilige dienst en een heilige plaats op aarde. Er werd een tent gemaakt, en in het eerste gedeelte stonden de lampenstandaard, de tafel en de toonbroden. En dat werd het heilige genoemd. Achter het tweede gordijn was het gedeelte van de tent dat het allerheiligste werd genoemd. Daar stonden een gouden wierookvat en de ark van het verbond, die helemaal met goud was overtrokken. Daarin bevonden zich de gouden kruik met het manna, Aärons staf die was uitgebot en de platen van het verbond. En daarop stonden de glorieuze cherubs die het verzoendeksel overschaduwden. Maar het is nu niet de tijd om in detail over die dingen te spreken.
Sinds die dingen zo gemaakt zijn, gaan de priesters regelmatig het eerste gedeelte van de tent binnen om de heilige diensten te verrichten. Maar in het tweede gedeelte gaat alleen de hogepriester binnen, één keer per jaar en niet zonder bloed, dat hij offert voor zichzelf en voor de zonden die het volk uit onwetendheid heeft begaan. Hiermee maakt de heilige geest duidelijk dat de weg naar de heilige plaats nog niet was onthuld zolang de eerste tent bestond. Deze tent is een illustratie voor de huidige tijd, en volgens deze regeling worden er gaven en slachtoffers gebracht. Maar die kunnen het geweten van degene die heilige dienst doet niet volmaakt maken. Ze hebben alleen te maken met eten en drinken en verschillende rituele wassingen. Het waren wettelijke vereisten voor het lichaam die opgelegd waren tot aan de vastgestelde tijd om dingen recht te zetten.
Maar toen de Gezalfde kwam als hogepriester van de goede dingen die al gebeurd zijn, ging hij door de grotere en volmaaktere tent die niet met handen is gemaakt, dat wil zeggen die niet van deze schepping is. Hij is eens en voor altijd de heilige plaats binnengegaan, niet met het bloed van bokken en jonge stieren maar met zijn eigen bloed, en hij heeft voor ons een eeuwige bevrijding verkregen. Want als het bloed van bokken en stieren en de as van een jonge koe, waarmee verontreinigde personen bestrooid worden, het vlees al reinigt en heiligt, hoeveel te meer zal dan het bloed van de Gezalfde, die door een eeuwige geest zichzelf onbesmet aan God heeft geofferd, ons geweten reinigen van dode werken zodat we heilige dienst voor de levende God kunnen doen?
Daarom is hij bemiddelaar van een nieuw verbond. Dat werd hij zodat degenen die geroepen zijn, de belofte van de eeuwige erfenis zouden ontvangen. Hij is gestorven om hen door een losprijs te verlossen van de overtredingen onder het vroegere verbond. Want bij een verbond moet de dood van de menselijke verbondssluiter plaatsvinden. Een verbond treedt namelijk pas in werking bij overlijden, het is niet van kracht zolang de menselijke verbondssluiter nog leeft. Daarom is ook het vroegere verbond niet zonder bloed van kracht geworden. Want toen Mozes het hele volk alle geboden van de wet had meegedeeld, nam hij het bloed van de jonge stieren en de bokken, en water, scharlakenrode wol en hysop, en besprenkelde het boek en het hele volk, en zei: ‘Dit is het bloed van het verbond dat God jullie heeft opgelegd.’ Op dezelfde manier heeft hij de tent en alle voorwerpen van de heilige dienst besprenkeld met het bloed. Volgens de wet wordt bijna alles met bloed gereinigd, en als er geen bloed wordt vergoten, vindt er geen vergeving plaats.
Het was dus noodzakelijk de afbeeldingen van de dingen in de hemel op die manier te reinigen, maar de hemelse dingen zelf vereisen veel betere slachtoffers. Want de Gezalfde is niet binnengegaan in een heilige plaats die met handen is gemaakt, een kopie van de werkelijkheid, maar in de hemel zelf, zodat hij nu ten behoeve van ons voor God verschijnt. Hij heeft zichzelf niet telkens opnieuw geofferd, zoals de hogepriester elk jaar de heilige plaats binnengaat met bloed dat niet zijn eigen bloed is. Anders zou hij sinds de grondlegging van de wereld steeds opnieuw moeten lijden. Maar nu heeft hij zich aan het einde van de tijdperken eens en voor altijd geopenbaard om door zijn slachtoffer zonde weg te doen. En net zoals mensen eens en voor altijd sterven en daarna geoordeeld worden, zo werd ook de Gezalfde eens en voor altijd geofferd om de zonden van velen te dragen. De tweede keer dat hij komt, zal het niet zijn om zonde weg te nemen. Hij zal gezien worden door degenen die vol verlangen naar hem uitzien voor hun redding.
De wet is een schaduw van de toekomstige goede dingen maar niet de werkelijkheid zelf. Daarom kan hij aanbidders nooit met dezelfde slachtoffers die elk jaar opnieuw worden gebracht tot volmaaktheid brengen. Anders zou het brengen van de slachtoffers toch zijn opgehouden? Want als degenen die heilige dienst doen eenmaal gereinigd waren, zouden ze zich niet meer bewust zijn van zonden. Maar deze slachtoffers zijn juist elk jaar een herinnering aan zonden, want het is niet mogelijk dat het bloed van stieren en bokken zonden wegneemt.
Daarom zegt hij bij zijn komst in de wereld: ‘“Offer en slachtoffer hebt u niet gewild, maar u hebt een lichaam voor mij gereedgemaakt. Volledige brandoffers en zondeoffers hebt u niet goedgekeurd.” Toen zei ik: “Zie! Ik ben gekomen (in de boekrol staat over mij geschreven) om uw wil te doen, o God.”’ Eerst zegt hij: ‘Offers, slachtoffers, volledige brandoffers en zondeoffers hebt u niet gewild en niet goedgekeurd.’ Dat zijn slachtoffers die volgens de wet worden gebracht. Daarna zegt hij: ‘Zie! Ik ben gekomen om uw wil te doen.’ Hij doet het eerste weg om het tweede in te stellen. Dankzij deze ‘wil’ zijn wij door het offer van het lichaam van Jezus de Gezalfde eens en voor altijd geheiligd.
Elke priester neemt dagelijks zijn plaats in om heilige dienst te doen en telkens dezelfde slachtoffers te brengen, die zonden nooit helemaal weg kunnen nemen. Maar hij heeft voor altijd één slachtoffer voor zonden gebracht en is aan de rechterhand van God gaan zitten. Vanaf die tijd wacht hij totdat zijn vijanden aan zijn voeten worden gelegd als een voetenbank. Door één slachtoffer heeft hij hen die worden geheiligd voor altijd volmaakt gemaakt. We hebben ook het getuigenis van de heilige geest, die eerst zegt: ‘“Dit is het verbond dat ik na die dagen met hen zal maken”, zegt Jehovah. “Ik zal mijn wetten in hun hart leggen en in hun verstand schrijven.”’ Daarna zegt de geest: ‘En aan hun zonden en hun wetteloze daden zal ik niet meer denken.’ Waar die vergeven zijn, daar is geen offer voor zonde meer nodig.
Broeders, door het bloed van Jezus hebben we de vrijmoedigheid om de weg te gaan die toegang geeft tot de heilige plaats. Hij heeft die voor ons geopend als een nieuwe en levende weg door het gordijn, dat wil zeggen zijn vlees. We hebben nu een grote priester over het huis van God. Laten we God dus naderen met een oprecht hart en een rotsvast geloof, nu ons hart door besprenkeling gezuiverd is van een slecht geweten en ons lichaam gewassen is met zuiver water. Laten we onwankelbaar vasthouden aan de openbare bekendmaking van onze hoop, want degene die de belofte heeft gedaan, is trouw. En laten we op elkaar letten om elkaar aan te sporen liefde te tonen en het goede te doen. Verzaak onze bijeenvergadering (tot de Gezalfde) niet [1], zoals de gewoonte van sommigen is, maar moedig elkaar aan, en dat des te meer naarmate je de dag dichterbij ziet komen.
Als we met opzet zonde beoefenen nadat we de nauwkeurige kennis van de waarheid hebben gekregen, blijft er geen slachtoffer voor zonden meer over. Dan is er beslist een vreselijk vooruitzicht op een oordeel en een vurige verontwaardiging die de tegenstanders zal verteren. Wie de wet van Mozes naast zich neerlegt, wordt op het getuigenis van twee of drie personen zonder pardon ter dood gebracht. Wat denken jullie? Wat voor straf verdient iemand dan wel als hij de Zoon van God vertrapt, het bloed van het verbond waardoor hij geheiligd is als niets bijzonders beziet en de geest van onverdiende goedheid veracht? Want we kennen degene die heeft gezegd: ‘Het is aan mij om wraak te nemen. Ik zal vergelden.’ En ook: ‘Jehovah zal zijn volk oordelen.’ Het is iets vreselijks in de handen van de levende God te vallen.
Blijf terugdenken aan vroeger, toen jullie net verlicht waren. Toen hebben jullie een zware strijd en veel lijden doorstaan. Soms werden jullie openlijk blootgesteld aan beledigingen en beproevingen, en soms hebben jullie degenen bijgestaan die zoiets meemaakten. Want jullie voelden mee met degenen die in de gevangenis zaten en jullie verloren je vreugde niet toen jullie van je bezittingen werden beroofd, omdat jullie wisten dat jullie iets bezitten dat beter en blijvend is.
Doe daarom je vrijmoedigheid niet weg, want die zal rijkelijk beloond worden. Jullie hebben volharding nodig, want als je de wil van God blijft doen, zul je de vervulling van de belofte ontvangen. Want nog maar ‘een heel korte tijd’ en ‘degene die komt, zal komen en niet op zich laten wachten’. ‘Maar mijn rechtvaardige zal leven door geloof’ en ‘als hij terugdeinst, heb ik geen behagen in hem’. Wij horen niet bij het soort mensen dat terugdeinst en vernietigd wordt, maar bij het soort dat geloof heeft en daardoor in leven blijft.
Geloof is zeker weten dat waar je op hoopt uitkomt. Het is het overtuigende bewijs dat wat je niet ziet toch bestaat. Want op grond daarvan werd van de mannen uit de oudheid een goed getuigenis gegeven.
Door geloof zien we dat de wereld is geordend door Gods woord, dat dus het zichtbare is ontstaan uit het onzichtbare.
Door geloof bracht Abel een slachtoffer aan God dat meer waarde had dan dat van Kaïn. En door dat geloof kreeg hij het getuigenis dat hij rechtvaardig was, want God keurde zijn gaven goed. Hoewel hij gestorven is, spreekt hij nog steeds door zijn geloof.
Door geloof werd Henoch overgebracht zodat hij de dood niet zou zien. En hij was nergens te vinden, omdat God hem had overgebracht. Voordat hij werd overgebracht, kreeg hij het getuigenis dat God blij met hem was. Zonder geloof is het trouwens onmogelijk God blij te maken. Om tot God te naderen, moet je geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem echt zoeken.
Door geloof toonde Noach ontzag voor God nadat hij Gods waarschuwing had gekregen over dingen die nog niet waren gezien en bouwde hij een ark om zijn gezin te redden. Door dat geloof veroordeelde hij de wereld, en hij werd een erfgenaam van de rechtvaardigheid die voortkomt uit geloof.
Door geloof gehoorzaamde Abraham, toen hij werd geroepen, door naar een plaats te trekken die hij als erfenis zou krijgen. Hij vertrok zonder te weten waar hij naartoe ging. Door geloof woonde hij als vreemdeling in het land van de belofte, alsof het niet zijn land was. Met Isaäk en Jakob, erfgenamen van precies dezelfde belofte, woonde hij in tenten. Want hij keek uit naar de stad die echte fundamenten heeft, waarvan God de ontwerper en bouwer is.
Door geloof kreeg Sara de kracht om nageslacht voort te brengen, ook al was ze daar te oud voor, want ze vertrouwde op degene die de belofte had gedaan. Daarom zijn er uit één man die zo goed als dood was, kinderen voortgekomen, zo veel als de sterren aan de hemel en zo ontelbaar als de zandkorrels aan de zee.
Ze zijn allemaal in geloof gestorven, hoewel ze de vervulling van de beloften niet hebben gekregen. Maar ze hebben die uit de verte gezien en begroet en hebben in het openbaar bekendgemaakt dat ze vreemdelingen en tijdelijke inwoners in het land waren. Wie zo spreken, laten duidelijk merken dat ze ijverig op zoek zijn naar een eigen plaats. En toch zouden ze, als ze waren blijven denken aan de plaats waar ze vandaan waren gekomen, gelegenheid hebben gevonden om terug te gaan. Maar ze streefden naar een betere plaats, namelijk een die bij de hemel hoort. Daarom schaamt God zich er niet voor om als hun God te worden aangeroepen, want hij heeft een stad voor hen klaargemaakt.
Door geloof heeft Abraham, toen hij op de proef werd gesteld, Isaäk zo goed als geofferd. Hij die de beloften met vreugde had ontvangen, stond op het punt zijn enige zoon te offeren, hoewel er tegen hem gezegd was: ‘Wat je nageslacht genoemd zal worden, zal via Isaäk zijn.’ Maar hij redeneerde dat God hem zelfs uit de dood kon opwekken, en daaruit kreeg hij hem ook terug, ter illustratie.
Door geloof sprak Isaäk een zegen uit over Jakob en Esau die op de toekomst betrekking had.
Door geloof zegende Jakob beide zonen van Jozef toen hij op sterven lag. En leunend op het uiteinde van zijn staf aanbad hij God.
Door geloof sprak Jozef aan het eind van zijn leven over de uittocht van de Israëlieten en gaf hij instructies in verband met zijn lichaam.
Door geloof hielden Mozes’ ouders hem na zijn geboorte drie maanden lang verborgen. Ze zagen dat het een mooi kind was en waren niet bang voor het bevel van de koning. Door geloof weigerde Mozes, toen hij volwassen was, de zoon van de dochter van de farao genoemd te worden. Hij wilde liever met het volk van God slecht behandeld worden dan korte tijd genieten van de zonde, omdat hij de smaad van de Gezalfde meer waard vond dan de schatten van Egypte, want hij hield de beloning goed in het oog. Door geloof trok hij weg uit Egypte, zonder angst voor de woede van de koning. Hij bleef standvastig, alsof hij de Onzichtbare zag. Door geloof vierde hij het Pascha en spatte hij het bloed, zodat de vernietiger hun eerstgeborenen niets zou aandoen.
Door geloof trokken ze door de Rode Zee als over droog land, maar toen de Egyptenaren dat probeerden, verdronken ze.
Door geloof stortten de muren van Jericho in nadat het volk er zeven dagen lang omheen getrokken was. Door geloof is Rachab, de prostituee, niet omgekomen met degenen die ongehoorzaam waren, want ze had de verkenners in vrede ontvangen.
En wat zal ik nog meer zeggen? De tijd ontbreekt me om te vertellen over Gideon, Barak, Simson, Jefta, David en ook Samuël en de andere profeten. Door geloof hebben ze koninkrijken overwonnen, rechtvaardigheid gebracht, beloften ontvangen, de muil van leeuwen gesloten en de kracht van het vuur weerstaan. Ze zijn aan de scherpte van het zwaard ontkomen, hun zwakheid werd veranderd in kracht, ze werden sterk in de oorlog en ze dreven binnenvallende legers op de vlucht. Vrouwen kregen hun doden terug door een opstanding. Maar er waren andere mensen die werden gemarteld omdat ze vrijlating afwezen om een betere opstanding te kunnen krijgen. Weer anderen kregen bespotting, geseling en zelfs boeien en gevangenissen te verduren. Ze werden gestenigd, op de proef gesteld, in tweeën gezaagd en met het zwaard afgeslacht. Ze zwierven rond in schapenvachten en geitenvellen, terwijl ze gebrek leden en vervolgd en mishandeld werden. De wereld verdiende hen niet. Ze doolden rond in woestijnen, op bergen en in de grotten en holen van de aarde.
En toch hebben zij allemaal, hoewel ze een goed getuigenis kregen vanwege hun geloof, de vervulling van de belofte niet ontvangen, omdat God voor ons iets beters in gedachten had. Ze zullen namelijk niet zonder ons volmaakt worden gemaakt.
Omdat we zo’n grote wolk van getuigen om ons heen hebben, moeten ook wij dus elk gewicht en de zonde die ons makkelijk verstrikt van ons afwerpen. Laten we met volharding de wedstrijd lopen die voor ons ligt en goed kijken naar Jezus, de Voornaamste Bewerker en Volmaker van ons geloof. Vanwege de vreugde die hem in het vooruitzicht was gesteld, heeft hij een martelpaal verduurd en schande veracht. En hij is aan de rechterhand van de troon van God gaan zitten. Let goed op degene die zo veel tegenspraak verdroeg van zondaars, die daarmee tegen hun eigen belangen ingingen. Dan zul je niet uitgeput raken en zul je het niet opgeven.
In jullie strijd tegen die zonde hebben jullie nog nooit tot bloedens toe weerstand geboden. En jullie zijn de aansporing vergeten die tot jullie als zonen is gericht: ‘Mijn zoon, kijk niet neer op de correctie die van Jehovah komt en geef niet op als hij je corrigeert. Want Jehovah corrigeert degenen van wie hij houdt, in feite geselt hij iedereen die hij als zoon aanneemt.’
Jullie moeten het verdragen als iets dat bij de correctie hoort. God behandelt jullie als zonen. Want elke zoon wordt toch door zijn vader gecorrigeerd? Maar als jullie die correctie niet krijgen, zijn jullie eigenlijk onwettige kinderen en geen zonen. Trouwens, onze menselijke vaders corrigeerden ons en we hadden respect voor ze. Moeten we ons dan niet veel meer aan de Vader van ons geestelijke leven onderwerpen, en leven? Want zij gaven ons een korte tijd correctie naar wat hun goed leek, maar hij doet het voor ons bestwil om ons te laten delen in zijn heiligheid. Natuurlijk lijkt correctie op het moment zelf nooit prettig, het doet juist pijn. Maar voor wie zich erdoor laat vormen, levert het later de vreedzame vrucht van rechtvaardigheid op.
Versterk dus de slappe handen en de wankele knieën. En blijf de paden voor je voeten rechtmaken, zodat wat kreupel is niet ontwricht raakt maar juist geneest. Streef naar vrede met alle mensen en naar de heiligheid die onmisbaar is om de Heer te kunnen zien. Let goed op dat niemand de onverdiende goedheid van God verspeelt, dat er geen giftige wortel opschiet die onrust veroorzaakt en velen verontreinigt. Let ook op dat er bij jullie niemand is die seksueel immoreel is of die geen waardering heeft voor heilige dingen, zoals Esau, die in ruil voor één maaltijd zijn rechten als eerstgeborene opgaf. Jullie weten dat hij werd afgewezen toen hij later de zegen wilde erven. Het lukte hem namelijk niet om zijn vader op andere gedachten te brengen, ook al probeerde hij dat onder tranen.
Jullie zijn niet gekomen bij een tastbare berg die in vuur en vlam is gezet, een donkere wolk, diepe duisternis, een storm, trompetgeschal en een stem die woorden spreekt. Toen het volk dat hoorde, smeekten ze dat er verder niets meer tegen hen gezegd zou worden. Want dit bevel was ondraaglijk voor hen: ‘Zelfs een dier dat de berg aanraakt, moet gestenigd worden.’ En wat ze zagen was zo beangstigend dat Mozes zei: ‘Ik beef van angst.’ Maar jullie zijn wel bij de berg Sion gekomen en bij de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en bij myriaden (hemelse) boodschappers in algemene vergadering, en de gemeente van de eerstgeborenen die in de hemel ingeschreven zijn, en bij God, de Rechter van allen, en de geestelijke levens van rechtvaardigen die volmaakt zijn gemaakt, en bij Jezus, de bemiddelaar van een nieuw verbond, en het gesprenkelde bloed, dat op een betere manier spreekt dan Abels bloed.
Pas op, weiger niet te luisteren naar degene die spreekt. Zij die weigerden te luisteren naar degene die op aarde een waarschuwing van God gaf, konden al niet ontsnappen. Dan kunnen wij toch helemaal niet ontsnappen als we ons afkeren van degene die uit de hemel spreekt! Zijn stem deed toen de aarde schudden, maar nu heeft hij beloofd: ‘Nog één keer zal ik niet alleen de aarde maar ook de hemel schudden.’ Met ‘nog één keer’ wordt bedoeld dat de dingen die worden geschud, de dingen die gemaakt zijn, verwijderd worden, zodat alleen de dingen overblijven die niet worden geschud. Wij ontvangen een Koninkrijk dat niet geschud kan worden. Laten we daarom vasthouden aan de onverdiende goedheid, want zo kunnen we op een aanvaardbare manier heilige dienst voor God doen, met eerbied en ontzag. Onze God is namelijk een verterend vuur.
Blijf broederlijke liefde tonen. Vergeet niet gastvrij te zijn, want zo hebben sommigen zonder het te weten (hemelse) boodschappers gastvrij ontvangen. Denk aan degenen die in de gevangenis zitten alsof jullie samen met hen gevangenzitten. En denk aan degenen die slecht behandeld worden, aangezien jullie zelf ook in het lichaam zijn. Iedereen moet het huwelijk als kostbaar bezien en het huwelijksbed moet rein blijven, want God zal overspelige en seksueel immorele mensen oordelen. Laat je leven vrij zijn van de liefde voor geld en wees tevreden met wat je hebt. Want hij heeft gezegd: ‘Ik zal je nooit in de steek laten en ik zal je nooit verlaten.’ We kunnen dus vol goede moed zijn en zeggen: ‘Jehovah is mijn helper, ik zal niet bang zijn. Wat kan een mens mij doen?’
Denk aan degenen die bij jullie de leiding nemen, die het woord van God aan jullie hebben onderwezen. Let goed op de resultaten van hun gedrag en volg hun geloof na.
Jezus de Gezalfde is gisteren en vandaag en voor eeuwig dezelfde.
Laat je niet misleiden door allerlei vreemde leringen, want het is beter dat het hart wordt gesterkt door onverdiende goedheid dan door voedsel, waar degenen die zich ermee bezighouden niets aan hebben.
Wij hebben een altaar waarvan zij die in de tent heilige dienst doen niet mogen eten. Het bloed van de offerdieren wordt door de hogepriester als zondeoffer in de heilige plaats gebracht, en de lichamen worden buiten het kamp verbrand. Daarom heeft ook Jezus buiten de stadspoort geleden om met zijn eigen bloed het volk te heiligen. Laten we dus naar hem toe gaan buiten het kamp en de schande dragen die hij heeft gedragen. We hebben hier toch geen blijvende stad en zien juist verlangend uit naar de toekomstige stad. Laten we via hem altijd een slachtoffer van lof aan God brengen, namelijk de vrucht van onze lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken. Vergeet bovendien niet om goed te doen en met anderen te delen wat je hebt, want God is blij met zulke slachtoffers.
Gehoorzaam degenen die bij jullie de leiding nemen en wees onderdanig, want ze waken over jullie en moeten daar verantwoording voor afleggen. Zorg ervoor dat ze dat met vreugde kunnen doen en niet met zuchten, want dat zou nadelig voor jullie zijn.
Blijf voor ons bidden. Want we zijn ervan overtuigd dat we een goed geweten hebben en we willen ons in alle dingen eerlijk gedragen. Maar ik vraag jullie vooral om te bidden zodat ik des te eerder bij jullie word teruggebracht.
Mag de God van vrede, die de grote herder van de schapen, onze Heer Jezus, met het bloed van een eeuwig verbond uit de dood heeft teruggebracht, jullie toerusten met al het goede om zijn wil te doen, en mag hij via Jezus de Gezalfde in ons tot stand brengen wat in zijn ogen aangenaam is. Hem komt de eer toe, voor altijd en eeuwig. Amen.
Ik vraag jullie dringend, broeders, geduldig te luisteren naar deze woorden van aanmoediging, want het is een korte brief die ik jullie heb geschreven. Ik wil jullie laten weten dat onze broeder Timotheüs is vrijgelaten. Als hij snel komt, zullen we jullie samen bezoeken.
Breng mijn groeten over aan al degenen die bij jullie de leiding nemen en aan alle andere heiligen. Degenen die in Italië zijn, doen jullie de groeten.
Mag de onverdiende goedheid met jullie allemaal zijn.
__________
[1]
'Hebreeën 10:25, 26'. Een grondige analyse door Peter Ditzel van Hebreeën 10:25, 26.